Hoppaaaaa!!! Daar vloog het volgende baksel uit het bakijzer op de oude keukentafel, waarna er een aantal handen deze probeerde te bemachtigen. De snelste hand pakte het gloeiend hete baksel en draaide deze om een dun stokje. En ja hoor! daar vloog de volgende alweer richting het tafelblad. Er heerste bij menig keukentafel in de Zulte een drukte van jewelste zo vlak voor oud en nieuw: “Rollegies bakken!”.
Een heel oude traditie in grote delen van het Nedersaksisch taalgebied zijn de zelfgebakken koeken bij de nieuwjaarborrel. Zowel de rollegies als de knieperties werden destijds massaal genuttigd tijdens de zogenaamde ‘nieuwjaarsvisite‘. Trouwens niet te verwarren met de geniepige ‘knieperds‘, dat zijn namelijk onhoorbare en zeer stinkende windjes die men zo nu en dan laat!
De nij-joarskouken, rollegies of te wel de nieuwjaarsrolletjes werden destijds in een zogenaamd ‘rollegiesiezer, kniepiezer of nij-joarsiezer‘ op een door hout gestookt fornuis gebakken. Het dunne deeg werd met een lepel op het onderste blad van het ijzer gedaan, dat vervolgens dicht geknepen werd en op één van de gaten in het fornuis gelegd. Hierop bleef het rolletjesijzer enkele minuten liggen tot het deeg gaar was en werd deze weer van het vuur gehaald. In een vloeiende beweging werd het ijzer geopend en vloog de platte koek richting de keukentafel.
Wanneer de platte koek eenmaal op de tafel terecht was gekomen, werd deze snel om een rond stokje gewikkeld en zo ontstond er dus een rolletje. Het rollen moest snel gebeuren wanneer het baksel nog gloeiend heet was, anders zou deze breken tijdens het oprollen. Nu weet ik uit overlevering sommigen dit met opzet deden om maar te kunnen snoepen van deze overheerlijke koekjes.
Zeker in de wat grotere gezinnen waar met meerdere ijzers gebakken werd, moesten de rollers er bij tijden flink aantrekken om het tempo bij te kunnen houden en het kan haast ook niet anders, dat er een krachtterm gebezigd werd wanneer er een hete koek te lang contact maakte met de huid. In mijn jonge jeugd heb ik dit eens mee mogen maken in de Zulte, dat vier jongedames aan het bakken waren en de rest uit het gezin de rolletjes draaiden. Dat was een waar spektakel!
Bij de knieperties of knieperdies, ging het er iets gemoedelijker aan toe. Het deeg was veel steviger en was tot kleine balletjes gevormd, die vervolgens op het onderste blad van het ijzer werd gelegd. Deze werden net zoals de rolletjes boven het fornuisvuur gaar gebakken en op de tafel gestort. De knieperties werden echter niet om een stokje opgerold, maar na het afkoelen in een groot koekblik gestapeld.