Bekketrekkers en Naoberschap in de Zulte.

Twee termen die in het verleden heel normaal en veelzeggend waren in het voormalig esgehucht de Zulte. De zure vruchten en de venijnige stekels van de sleedoorn (Prunus spinosa) symboliseerden de hard- en stugheid van de inwoners van het gehucht en de naoberschap stond voor de bereidheid om elkaar door dik en dun te helpen. Zeker in tijden van rampspoed en ellende waren de inwoners op elkaars hulp aangewezen en kwam stugheid naar boven om samen de tegenspoed te bestrijden. Maar ook in goede tijden hielpen de inwoners een ander die hulp nodig had bij bijvoorbeeld de bouw van een boerderij of schuur. Het was een wederzijdse vrijwillige verplichting om elkaar te helpen dus; de ene keer help ik jou, een andere keer help jij mij.

Een blik vanaf het Groot vogelkamp over de es Kostverloren richting het voormalig esgehucht de Zulte. Hoelang mogen wij nog genieten van dit uitzicht?

De sleedoorn typerend de toenmalige inwoner van de Zulte eigenlijk wel perfect. Zo komen wij de struik uit de rozenfamilie (Rosaceae) vooral tegen langs de rand van de bossen, zoals het voormalig esgehucht aan de rond van het dorp Roden ligt. De struik bezit flinke doorns en weet zo flinke grazers van zich af te houden, waardoor het hout de kans krijgt om zeer hard te worden. De enorm zure vruchten zijn eigenlijk niet eetbaar als er nog geen vorst overheen is geweest en zorgt daardoor bij diegene die het toch waagt een vrucht op te eten, voor de meest vreemde gezichtsuitdrukkingen: rare bekken trekken dus.

Typische kenmerken waar je te maken krijgt als je de inwoners je wil op gaan leggen en als je dat dan niet gaat lukken, je gaat roepen dat het geen echt Drents naoberschap betreft. Kijk, dan prik jij je aan de stekelige doorns en verslik jij je in de zeer zure vruchten. Er blijft je dan niets anders over dat je stil in een hoekje gaat zitten, zure gezichten trekken en je wonden likken. En geloof mij, als ervaringsdeskundige kan ik er over meepraten hoe venijnig de stekels van de plant kunnen steken. 

De bijzonder zure vrucht van de sleedoorn lijkt veel op een kleine pruim. De vruchten worden hier in de omgeving ook wel sleimen of bekketrekkers genoemd. De vruchten zijn eigenlijk niet te eten voordat er een keer vorst overheen is geweest.

In het verre verleden ging het naoberschap en de sleedoorn ook zeer goed samen. In de tijden dat er nog geen prikkeldraad en veel sloten bestonden, werden naast meidoorns (Crataegus) ook veel sleedoorns gebruikt om onder andere de bouw- en weiland te beschermen of om het vee binnen te houden. Door de aanwezigheid van keileem én potklei aan het oppervlak in de bodem nabij de Zulte, betekende dat zowel de sleedoorn als de tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata) het hier goed deden in de hagen. Na verloop van tijd groeiden de struiken uit tot forse exemplaren en vormden dan struwelen. Langs de Zulter Bitse ter hoogte van de Turfweg is nog zo’n eeuwenoude struweel te zien.

De eeuwenoude sleedoornstruweel langs het beekje de Zulter Bitse vlak bij de Turfweg. Op de oude Franse legerkaart uit 1811-1813 van Drenthe is de struweel al te zien. In het voorjaar bezit de struweel een prachtige witte sluier van de bloemetjes en heeft het een ontzettend grote aantrekkingskracht op insecten, met name bijen.

Jarenlang heeft naast de zogenaamde oude boerderij van Deodatus ook een haag van meidoorns gestaan op de scheiding van het laantje naast het perceel en het weiland. Tussen de haag en de laan stonden een aantal forse kastanjebomen waar in mijn beleving altijd heel veel grote kastanjes groeiden. Een nadeel was altijd wel, dat de mooiste kastanjes vanzelfsprekend tussen de stekelige planten in de haag terecht kwamen of lagen. Ook op dit gebied ben ik wederom een echte ervaringsdeskundige.

Op de foto is de es Kostverloren rechts te zien, links op de afbeelding staan de kastanjebomen waar menig kind de grootste kastanjes van de wereld heeft gevonden. Ondanks dat iets kale aanblik van het gebied in april dit jaar, heeft het iets rustgevends in deze gejaagde tijden.

Het spreekt voor zich dat veel hagen en struwelen verdwenen zijn toen de boeren sloten en prikkeldraad gingen gebruiken om het vee binnen de weilanden te houden. Dat de planten niet meer gebruikt werden als afscheiding en gerooid werden om plaats te maken voor prikkeldraad, maakte echter niets uit voor de aanwezigheid van de slee- en meidoorns in het gebied rondom de Zulte. Van nature kwamen de struiken hier al voor en zullen ze waarschijnlijk nog heel lang langs de bosranden te zien zijn. Eigenlijk zijn ze net zo onverzettelijk als de inwoners van de Zulte, die moet je niet als buitenstaander aanspreken op het Drentse naoberschap omdat zij niet buigen zoals jij het graag ziet.

De es Kostverloren iets ten noordwesten van het voormalig esgehucht de Zulte. Was het vroeger een schapendrift waar de herder met de schaapskudde doorheen trok richting de heide, tegenwoordig is het een oase van rust voor heel veel mensen.