Vogelkampen in de Zulte

Er zijn nogal wat gebieden in de Zulte waarvan de streeknamen niet direct duidelijk zijn of bij gebrek aan kennis van het gebied, zorgen daardoor voor behoorlijk veel speculatie. Soms gaat de speculatie zover, dat er geen andere mogelijkheid bestaat en het kan niet anders zijn, het gespeculeerde moet wel waar zijn. Neem nu het voorbeeld over het ontstaan van de naam de Zulte, waarvan nog steeds een aantal mensen serieus menen dat deze is afgeleid van zout en dat daardoor de invloed van de zee in dit gebied heel sterk is geweest. Zelfs gerenommeerde wetenschappers nemen dit soort gedachten over ondanks dat de feiten iets anders laten zien.

Zoiets dergelijks komen wij ook tegen in het gebied dat zich ten noordwesten van het voormalig esgehucht bevond. Rondom de boerderij die in het verleden de naam ‘Voogelsank’ droeg, bevonden zich een aantal al dan niet omheinde percelen die ‘de Vogelkampen’ werden genoemd. Toen in het jaar 1742 de gebroeders Jans de boerderij Voogelsank in de Sult pachten van de succesvolle ondernemers en broers Albert en Steven Barkman, waren nog veel gebieden hier nog niet ontgonnen. De gebroeders Jans zorgden ervoor dat enkele delen rondom de boerderij ontgonnen werden en in gebruik konden worden als bouw- en weiland. Het gebied zag er in de jaren veertig van de achttiende eeuw heel anders dan tegenwoordig en het is nog amper voor te stellen, dat het hier enorm bebost was.

Een kaartje uit 1748 waarop het gebied rondom de Zulte tussen Roden en de Leek staat afgebeeld, echter nu andersom dan wij van kaarten gewend zijn. In tegenstelling tot de meeste kaarten ligt hier het zuiden aan de bovenzijde en het noorden onderaan de kaart. Op deze kaart is goed te zien hoe bebost de omgeving van de Sult en de boerderij Vogelsang is (kaart: Nienoordse venen, Groninger Archieven).

Om het grootste gedeelte van de door de twee broers ontgonnen stukken woeste grond kwam een omheining bestaande uit een aarden wal met bomen of er werd een sloot gegraven, die gebruikt werd als afscheiding. Een enkel perceel bos bleef staan en deed dienst als hakbosch. Een hakbosch was vaak een klein bosje dat dienst deed als een griefbos, waar het hakhout vandaan werd gehaald dat in en rond het huis werd gebruikt. Andere percelen die in de directe omgeving van de boerderij lagen, dienden als boomgaard en tuin. De iets verder van de boerderij gelegen percelen kwamen in gebruik als bouw- en weiland. Op deze wijze konden ze hun pacht opbrengen voor de gebroeders Barkman door naast vee in de weilanden te houden, ook graan op de bouwlanden te verbouwen.

Op de Franse legerkaart uit 1811-1813 is nog goed te zien hoe bosrijk de omgeving van de boerderij Vogelsang destijds nog was. Ook de weg tussen de Zulte en de herberg Toutenburg was nog niet aangelegd en daarom lag de boerderij nog aan de oude weg. Dit verklaart ook waarom de boerderij op latere kaarten ten oosten op een behoorlijke afstand van de weg ligt (BronDrents Archief).

Ondanks dat gebroeders Jans inmiddels van de boerderij waren vertrokken waarbij zij de naam Vogelzang als achternaam hadden aangenomen en Floris Aukema aan het einde van de achttiende eeuw Vogelsang in zijn bezit had gekregen, bleven de percelen hun oorspronkelijke naam behouden. Zo had het geriefbosje ten zuiden van de boerderij de naam ‘Bosch bij Vogelkamp’, de westelijk gelegen percelen die nu in het bezit waren gekomen van Jannus Winsingh waren het ‘Groote Vogelkamp’ en het ten noorden van Vogelsang gelegen weiland werd ook wel ‘het Klein Vogelkampje’ genoemd. Dit gedeelte van de Zulte werd dan ook wel het Vogelkamp of de Vogelkampen genoemd.

Op de Kadastrale kaart uit 1832 is ‘het Klein Vogelkampje'(1), het ‘Bosch bij het Vogelkamp’ (2) en het ‘Groote Vogelkamp'(3) rood omlijnd (Kaart 1832Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Wat schetst mijn verbazing? In een artikel genaamd ‘Drentse eendenkooien, hutten, hussen en glupen’ van ene H. M. Luning dat ik tegenkwam in de ‘Nieuwe Drentse Volksalmanak, jaarboek voor geschiedenis en archeologie’ uit 2003, blijkt volgens de schrijver in het hoofdstuk ‘Oudste vangmethoden’ op pagina 2, dat in Zulte (onder Roden) een eendenkooi heeft gelegen. Immers, volgens Luning verwijst de naam ‘Vogelkampen’ naar de aanwezige eendenkooi. Iets trouwens, waar ik de oud-inwoners van de voormalige Zulte nog nooit een woord over heb horen reppen.

De uitspraak van H. M. Luning in de Nieuwe Drentse Volksalmanak uit het jaar 2003, waarin stellig wordt beweerd dat in de Vogelkampen een eendenkooi ligt (bron: Nieuwe Drentse Volksalmanak 2003, ISBN 90 232 3990 3, pagina 2).

Maar goed, er is veel geschiedenis van de Zulte verdwenen en wellicht bestaat de kans dat de schrijver van het artikel toch nog gelijk heeft en er wel degelijk een eendenkooi nabij de boerderij Vogelsang heeft gestaan. Aandachtig lezen wij verder in het artikel en juist wanneer je het gevoel krijgt, dat de beste man het bij ’t rechte eind heeft, komen wij bij pagina 10. Luning heeft het over een verdachte plaats op de Kadastrale kaart uit 1832 waar de eendenkooi van Floris Aukema lag. Het bleef eerst voor mij een groot raadsel waarom hij maar over een eendenkooi van Floris Aukema blijft schrijven, daar Floris reeds in op de leeftijd van 26 jaar op woensdag 26 maart 1828 het tijdelijke met het eeuwige leven had verwisseld.

Vervolgens geeft H. M. Luning in de Nieuwe Drentse Volksalmanak uit het jaar 2003, aan dat in de omgeving van Roderwolde 12 eendenkooien zijn te zien en aansluitend ook een kooi in de Zulte (bron: Nieuwe Drentse Volksalmanak 2003, ISBN 90 232 3990 3, pagina 10).

Begrijpelijk dat de heer Luning aangeeft dat de geschiedenis van al die eendenkooien na te gaan een schier onmogelijke opgave is, zeker als die nooit hebben bestaan. Het was beter geweest als de schrijver zich in de legenda van de Kadastrale kaart van de Zulte, het eerste blad, had verdiept. Dan had hij kunnen lezen dat het perceel I-274bis behoorde aan Jan Aukema en dus niet aan Floris, en dat het een 790 m2 groot hakbos was. Er blindelings vanuit gaan dat een driehoekig perceel automatisch een eendenkooi is, was dus een foute aanname.

H. M. Luning maakte voor het artikel een mooi staatje met de diverse kadastrale gegevens. Had de beste man de legenda van het eerste blad van Sectie I doorgespit, dan had hij kunnen weten dat hij er naast zat (bron: Nieuwe Drentse Volksalmanak 2003, ISBN 90 232 3990 3, pagina 24/27).

Neemt echter niet weg dat het een prachtig artikel is over de Drentse eendenkooien en om eerlijk te zijn, het zou niets verbazen als Floris Aukema op de een of andere wijze toch een eendenkooi bezeten heeft. Deze zullen echter eerder in de omgeving van het Leekstermeer ten noorden van Leutingewolde hebben gelegen, dit bij zijn woonplaats. Daarnaast was de omgeving van de Zulte waar Luning de eendenkooi in gedachten had, niet geschikt voor een eendenkooi.

Het perceel I-274bis op de Kadastrale kaart van Sectie I van Roden, genaamd de Zulte, bestond uit een hakbosje en helaas niet uit een eendenkooi (Kaart 1832Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).