Vogelkampen in de Zulte

Er zijn nogal wat gebieden in de Zulte waarvan de streeknamen niet direct duidelijk zijn of bij gebrek aan kennis van het gebied, zorgen daardoor voor behoorlijk veel speculatie. Soms gaat de speculatie zover, dat er geen andere mogelijkheid bestaat en het kan niet anders zijn, het gespeculeerde moet wel waar zijn. Neem nu het voorbeeld over het ontstaan van de naam de Zulte, waarvan nog steeds een aantal mensen serieus menen dat deze is afgeleid van zout en dat daardoor de invloed van de zee in dit gebied heel sterk is geweest. Zelfs gerenommeerde wetenschappers nemen dit soort gedachten over ondanks dat de feiten iets anders laten zien.

Zoiets dergelijks komen wij ook tegen in het gebied dat zich ten noordwesten van het voormalig esgehucht bevond. Rondom de boerderij die in het verleden de naam ‘Voogelsank’ droeg, bevonden zich een aantal al dan niet omheinde percelen die ‘de Vogelkampen’ werden genoemd. Toen in het jaar 1742 de gebroeders Jans de boerderij Voogelsank in de Sult pachten van de succesvolle ondernemers en broers Albert en Steven Barkman, waren nog veel gebieden hier nog niet ontgonnen. De gebroeders Jans zorgden ervoor dat enkele delen rondom de boerderij ontgonnen werden en in gebruik konden worden als bouw- en weiland. Het gebied zag er in de jaren veertig van de achttiende eeuw heel anders dan tegenwoordig en het is nog amper voor te stellen, dat het hier enorm bebost was.

Een kaartje uit 1748 waarop het gebied rondom de Zulte tussen Roden en de Leek staat afgebeeld, echter nu andersom dan wij van kaarten gewend zijn. In tegenstelling tot de meeste kaarten ligt hier het zuiden aan de bovenzijde en het noorden onderaan de kaart. Op deze kaart is goed te zien hoe bebost de omgeving van de Sult en de boerderij Vogelsang is (kaart: Nienoordse venen, Groninger Archieven).

Om het grootste gedeelte van de door de twee broers ontgonnen stukken woeste grond kwam een omheining bestaande uit een aarden wal met bomen of er werd een sloot gegraven, die gebruikt werd als afscheiding. Een enkel perceel bos bleef staan en deed dienst als hakbosch. Een hakbosch was vaak een klein bosje dat dienst deed als een griefbos, waar het hakhout vandaan werd gehaald dat in en rond het huis werd gebruikt. Andere percelen die in de directe omgeving van de boerderij lagen, dienden als boomgaard en tuin. De iets verder van de boerderij gelegen percelen kwamen in gebruik als bouw- en weiland. Op deze wijze konden ze hun pacht opbrengen voor de gebroeders Barkman door naast vee in de weilanden te houden, ook graan op de bouwlanden te verbouwen.

Op de Franse legerkaart uit 1811-1813 is nog goed te zien hoe bosrijk de omgeving van de boerderij Vogelsang destijds nog was. Ook de weg tussen de Zulte en de herberg Toutenburg was nog niet aangelegd en daarom lag de boerderij nog aan de oude weg. Dit verklaart ook waarom de boerderij op latere kaarten ten oosten op een behoorlijke afstand van de weg ligt (BronDrents Archief).

Ondanks dat gebroeders Jans inmiddels van de boerderij waren vertrokken waarbij zij de naam Vogelzang als achternaam hadden aangenomen en Floris Aukema aan het einde van de achttiende eeuw Vogelsang in zijn bezit had gekregen, bleven de percelen hun oorspronkelijke naam behouden. Zo had het geriefbosje ten zuiden van de boerderij de naam ‘Bosch bij Vogelkamp’, de westelijk gelegen percelen die nu in het bezit waren gekomen van Jannus Winsingh waren het ‘Groote Vogelkamp’ en het ten noorden van Vogelsang gelegen weiland werd ook wel ‘het Klein Vogelkampje’ genoemd. Dit gedeelte van de Zulte werd dan ook wel het Vogelkamp of de Vogelkampen genoemd.

Op de Kadastrale kaart uit 1832 is ‘het Klein Vogelkampje'(1), het ‘Bosch bij het Vogelkamp’ (2) en het ‘Groote Vogelkamp'(3) rood omlijnd (Kaart 1832Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Wat schetst mijn verbazing? In een artikel genaamd ‘Drentse eendenkooien, hutten, hussen en glupen’ van ene H. M. Luning dat ik tegenkwam in de ‘Nieuwe Drentse Volksalmanak, jaarboek voor geschiedenis en archeologie’ uit 2003, blijkt volgens de schrijver in het hoofdstuk ‘Oudste vangmethoden’ op pagina 2, dat in Zulte (onder Roden) een eendenkooi heeft gelegen. Immers, volgens Luning verwijst de naam ‘Vogelkampen’ naar de aanwezige eendenkooi. Iets trouwens, waar ik de oud-inwoners van de voormalige Zulte nog nooit een woord over heb horen reppen.

De uitspraak van H. M. Luning in de Nieuwe Drentse Volksalmanak uit het jaar 2003, waarin stellig wordt beweerd dat in de Vogelkampen een eendenkooi ligt (bron: Nieuwe Drentse Volksalmanak 2003, ISBN 90 232 3990 3, pagina 2).

Maar goed, er is veel geschiedenis van de Zulte verdwenen en wellicht bestaat de kans dat de schrijver van het artikel toch nog gelijk heeft en er wel degelijk een eendenkooi nabij de boerderij Vogelsang heeft gestaan. Aandachtig lezen wij verder in het artikel en juist wanneer je het gevoel krijgt, dat de beste man het bij ’t rechte eind heeft, komen wij bij pagina 10. Luning heeft het over een verdachte plaats op de Kadastrale kaart uit 1832 waar de eendenkooi van Floris Aukema lag. Het bleef eerst voor mij een groot raadsel waarom hij maar over een eendenkooi van Floris Aukema blijft schrijven, daar Floris reeds in op de leeftijd van 26 jaar op woensdag 26 maart 1828 het tijdelijke met het eeuwige leven had verwisseld.

Vervolgens geeft H. M. Luning in de Nieuwe Drentse Volksalmanak uit het jaar 2003, aan dat in de omgeving van Roderwolde 12 eendenkooien zijn te zien en aansluitend ook een kooi in de Zulte (bron: Nieuwe Drentse Volksalmanak 2003, ISBN 90 232 3990 3, pagina 10).

Begrijpelijk dat de heer Luning aangeeft dat de geschiedenis van al die eendenkooien na te gaan een schier onmogelijke opgave is, zeker als die nooit hebben bestaan. Het was beter geweest als de schrijver zich in de legenda van de Kadastrale kaart van de Zulte, het eerste blad, had verdiept. Dan had hij kunnen lezen dat het perceel I-274bis behoorde aan Jan Aukema en dus niet aan Floris, en dat het een 790 m2 groot hakbos was. Er blindelings vanuit gaan dat een driehoekig perceel automatisch een eendenkooi is, was dus een foute aanname.

H. M. Luning maakte voor het artikel een mooi staatje met de diverse kadastrale gegevens. Had de beste man de legenda van het eerste blad van Sectie I doorgespit, dan had hij kunnen weten dat hij er naast zat (bron: Nieuwe Drentse Volksalmanak 2003, ISBN 90 232 3990 3, pagina 24/27).

Neemt echter niet weg dat het een prachtig artikel is over de Drentse eendenkooien en om eerlijk te zijn, het zou niets verbazen als Floris Aukema op de een of andere wijze toch een eendenkooi bezeten heeft. Deze zullen echter eerder in de omgeving van het Leekstermeer ten noorden van Leutingewolde hebben gelegen, dit bij zijn woonplaats. Daarnaast was de omgeving van de Zulte waar Luning de eendenkooi in gedachten had, niet geschikt voor een eendenkooi.

Het perceel I-274bis op de Kadastrale kaart van Sectie I van Roden, genaamd de Zulte, bestond uit een hakbosje en helaas niet uit een eendenkooi (Kaart 1832Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Korte akkers in de Bomenbuurt

Een van de vele landschapselementen uit het verleden die wij in het gebied rondom het oude esgehucht de Zulte konden aantreffen, waren de vele akkers. Straatnamen in het prachtige dorp Roden verwijzen eveneens naar de vroege landbouwactiviteiten die hier vroeger in de wijde omgeving plaatsvonden. Straten met namen als De Akkers, Doornakker, Duinakker, Geerakker, Steenakker en Walakker verwijzen allemaal naar een rijke geschiedenis, die langzaamaan toch dreigt te verdwijnen.

Doorgaans waren de akkers, of beter gezegd bouwlanden zoals ze hier vroeger genoemd werden, toch redelijk kleine perceeltjes waar boeren, burgers en buitenlui hun cultuurgewassen zoals granen en groenten op verbouwden en later aan het begin van de negentiende eeuw, ook de aardappel. De percelen bouwland waren vaak van elkaar gescheiden door een afrasteringen, greppel, sloot, heggen of een houtwal. Pas veel later kwam prikkeldraad in aanmerking als effectief afrasteringsmateriaal.

Op een hoogtekaart van het gebied waar de Körtakkers lagen in een dynamische opmaak waarbij de kleuren de hoogte in het gebied aangeven, van blauw (laag) naar donker oranje (hoog). (Bron: Algemeen Hoogtebestand Nederland)

De bouwlanden in de nabijheid van het oude esgehucht de Zulte, bevonden zich vooral bovenop de Zultheresch vanwege de bodemgesteldheid. Hier bevond zich een hogere uitloper van het Drents Plateau en aan de oostelijke zijde was de keileemlaag een stuk dunner en op enkele plaatsen trof men zelfs zand aan. Het was niet vanzelfsprekend in grote delen van de provincie Drenthe dat een hoge ondergrond ook droge voeten betekende. Op veel plaatsen vormde zich hoogveen op de plaatsen waar de keileemlaag behoorlijk dik was en het verbouwen van gewassen was daar dus niet mogelijk.

Op de bovenstaande hoogtekaart in een dynamische opmaak van het gebied waar de Körtakkers lagen, is het hoogteverschil goed te zien. De laagste gedeelte in het gebied bevond zich in het noordwesten van bouwlanden ter hoogte waar de Ceintuurbaan Noord kruist met de Acacialaan en lagen op een hoogte van 3,5 meter boven N.A.P. (blauw gekleurde delen). Zoals op de kaart goed te zien is liggen de hoger gelegen delen in het oosten op een hoogte van zo’n 5,8 meter boven het Normaal Amsterdams Peil langs de huidige Zulthereschweg.

Waarschijnlijk vond op deze plaats al vanaf de vijftiende eeuw hier al akkerbouw plaats, maar de vroege sporen zijn verdwenen door de latere landbouwactiviteiten en de woningbouw die hier vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw plaatsvond.

Op de Franse legerkaart uit 1810/1811 waarop aan de linkerzijde het esgehucht de Zulte ligt, zijn aan de rechterzijde ten westen van de weg tussen Roden en Leutingewolde de weilanden zichtbaar, die naast de Körtakkers liggen. (Bron: Drents Archief)

Een ander oud gegeven is dat de bewoners en gebruikers bepaalde gebieden een naam gaven die de ene bij meer mensen bekend was dan een andere keer. Deze termen worden vandaag de dag ook wel ‘Veldnamen’ genoemd en kunnen al eeuwenlang gebruikt worden. De Boschkampe is hier een goed voorbeeld van. Op de plaats waar een aantal huizen aan de rand van een groot bos in het verleden lagen , ligt er nu een langwerpig plantsoen en een straat die vanaf de Leeksterweg helemaal tot aan de Nieuweweg loopt en de naam ‘Boskamp‘ draagt.

Op de oude Franse legerkaart uit 1810/1811 is goed te zien hoe de huizen zich nabij de bosrand bevonden. Vandaag de dag is er enkel nog een straatnaam die ons aan de Boschkampe doet herinneren. (Bron: Drents Archief)

Een van de vele veldnamen die voorbij komt als het over de oude Zulteresch en de vroege akkerbouw gaat, zijn de Körtakkers. Waarschijnlijk al vanaf de vijftiende tot aan het begin van de twintigste eeuw in gebruik geweest, werd hier een groep van zo’n 38 percelen met een oppervlakte van 7,242 hectare bedoeld. De cluster akkers of bouwgronden zouden vandaag de dag grofweg in het vierkant Ceintuurbaan Noord/de Hulst, Acacialaan, Esdoornstraat en de Zulthereschweg hebben gelegen.

Het gebied zoals dit er rond 1825 uit zou hebben kunnen gezien. Een gedeelte van de bossen is gekapt en de akkers zijn duidelijk zichtbaar.

De naam Körtakkers betekend niet minder dan korte akkers. De vlakvormige elementen waren veelal een aantal kleine, vierkante of rechthoekige percelen met een oppervlakte van niet meer dat 0,75 tot 1,5 hectare, maar doorgaans waren ze veel kleiner. Van de achtendertig percelen waren er 34 bouwland, 2 weiland en 2 hakbosch. De twee percelen hakbos waren wellicht restanten van een veel groter bos dat hier ooit heeft gelegen, of het was gewoon een klein bos. Waarschijnlijk werden ze gebruikt als geriefbosjes, waaruit het hout werd geoogst voor huiselijk gebruik als brandhout, het maken van afrasteringen en gereedschap.

Een hoop dingen worden duidelijk wanneer wij de Kadastrale kaarten en de bijbehorende registers ter hand gaan nemen. Alles begint wanneer koning Willem I de door de Fransen ingezette kadastrering rond 1816 nieuw leven inblaast. In het jaar 1823 levert het Topographisch Bureau van het Ministerie van Oorlog de ‘Choro-topographische kaart’ op. Weliswaar is het de eerste landsdekkende topografische kaart, maar echt effectief voor bijvoorbeeld het berekenen van de te innen belastingen was de kaart niet.

De invoering van het Kadaster vond plaats op 1 oktober 1832. Het doel van deze nieuwe organisatie was te komen tot een eerlijkere heffing van de grondbelasting, een belasting op onroerende zaken, gebaseerd op de grootte en kwaliteit van de grond en het gebouwde. Bij de invoering van het Burgerlijk Wetboek in 1838 kwam er een belangrijk element bij, namelijk het verschaffen van een grotere rechtszekerheid aan de burgers. Het vermelden van kadastrale kenmerken in akten werd vanaf 1838 verplicht. (Bron: Kadaster BHC) Een gunstig bijeffect was dat de overheid nu ook wist waar de weerbare mannen zich bevonden.

De kerk van Roden op het tweede blad van Sectie E genaamd Roden van de gemeente Roden. Dit punt werd door de landmeter gebruikt als middelpunt van de Kadastrale gemeente. Het is goed te zien dat de twee blauwe lijnen vanuit de kerktoren naar het noorden, oosten, zuiden en westen gaan. (Bron: Drents Archief)

Het werkte eigenlijk vrij eenvoudig. De kadastrale gemeente Roden werd verdeeld in secties die met een hoofdletter werden aangeduid. De secties werden op hun beurt weer verdeeld in genummerde percelen. Om het middelpunt van de Kadastrale gemeente te bepalen, gebruikte de landmeter een vast en herkenbaar punt, zoals hierboven te zien is, Hier diende de kerktoren van de Catharinakerk in Roden als middelpunt voor de metingen. De kaarten van de gemeente Roden werden opgemeten door A. C. Meijer, landmeter van de Eerste Klasse.

In het register werd bijgehouden in welke gemeente en sectie het genummerde perceel zich bevond en wie de desbetreffende eigenaar was. Ook werd vermeld wat zijn of haar beroep was, de woonplaats en het artikelnummer (persoonlijk nummer van de eigenaar) en wat voor soort eigendom het was, de inhoudsgrootte. Daarnaast stond het kadastraal en belastbaar inkomen er ook bij vermeld.

De Kadastrale kaart uit het jaar 1832 waarop de genummerde percelen van de eigenaren op de Körtakkers zijn ingetekend. De veldnamen staan sporadisch op deze kaarten ingevuld. (Bron: Drents Archief)

De eerste eigenaar die wij tegenkomen op Körtakkers is de van oorsprong uit Eemster (Dwingeloo) afkomstige landbouwer Willem Bloemberg en Cons.. Althans, Willem was in naam aanwezig daar hij al op maandag 12 februari was overleden. De op zondag 12 september 1762 in Diever geboren Bloemberg was op de vrijdag 27 augustus 1802 in ondertrouw en twee weken later op zondag 12 september 1802 in het huwelijk getreden met de weduwe Geesje Fredriks Zantinge te Roden. Geesje was gedoopt zondag 23 november 1766 te Diever en overleed op zondag 24 augustus 1823 in Eemster, Dwingeloo op 56-jarige leeftijd.

De band die Willem had met het dorp Roden ging verder dan dat hij er in het jaar 1802 gehuwd was. Een dochter uit een vorig huwelijk van Geesje was ruim twee jaar tevoren met de uit Roden afkomstige Hinderikus Kriethe getrouwd. Hij  werd overigens in het doop- en trouwboek van Diever Hendericus Krijthea uit Rhoon genoemd. Hinderikus trad op donderdag 6 februari 1800 met Geesje Zantinge in Diever in ondertrouw en op zondag 9 maart 1800 in Roden in het huwelijk. Volgens het doop-, ondertrouw en trouwboek van Roden heette de dame nu Geesjen Zantinge uit Eemse (Eemster). Lang heeft het huwelijk niet mogen duren, op zaterdag 18 juli 1801 kwam de beste man te overlijden op 43-jarige leeftijd aan wat destijds ‘teering’ werd genoemd, een benaming voor tuberculose.

De vermoedelijke Consorten van Willem in 1832 zullen zijn zoon Jan Willems Bloemberg (1805 – 1838) en wellicht de weduwe Geesje van Hinderikus en dochter van Geesje Fredriks Zantinge geweest zijn. De afkorting Cons. betekende Consorten, dat voor deelgenoten staat. De percelen die zij in bezit hadden bestonden uit bouwland (I-711, I-712, I-713, I-745, I-751, I-764 en I-778), weiland (I-743) en het perceel I-753 dat uit hakbosch bestond. De negen percelen, die op de onderstaande afbeelding een iets donkergrijze kleur hebben, bedroegen een totale oppervlakte van zo’n 8020 vierkante meter. (Bron: Drents Archief)

De volgende eigenaar van drie percelen bouwland (I-714, I-715 en I-755) op de Körtakkers in het jaar 1832 en een perceel dat uit hakbosch bestond (I-752) was volgens het Kadaster Jannus Winsing uit Roden.  Eigenlijk was het perceel hakbosch in het bezit van Jannus Winsing en cons.. Waarschijnlijk deelde Jannes dit perceel met zijn zwagers. De uit Roden afkomstige landbouwer Jannes Hindriks Winsingh was geboren zaterdag 29 december 1759 te Roden en overleden op zondag 10 april 1842 in Roden 82 jaar oud. De toen veertigjarige Jannes trouwde op zondag 22 juni 1800 met Hinderkien Floris Aukema, geboren op woensdag 10 mei 1775 te Roden en overleden op maandag 16 juni 1856 in Roden, 81 jaar oud. Hinderkien was de jongste dochter van Floris Aukema en zijn tweede vrouw, Lammechien Roelofs Smeenk. Het echtpaar Winsingh woonde destijds in 1830 aan het Zuideinde 153. De vier percelen zijn het donkerst grijs ingekleurd en hadden een oppervlakte van 1,228 hectare. (Bron: Drents Archief)

Het licht grijs ingekleurde perceel bouwland I-716 op de onderstaande afbeelding en dat 3140 m2 groot was, behoorde toe aan aan een man die men in register van het Kadaster Jan Arends Oosterhuis noemde. Het gebeurde wel vaker dat namen verkeerd werden opgeschreven vanwege slecht verstaanbaarheid, een onleesbaar handschrift of een eigen interpretatie door de desbetreffende ambtenaar. De achternaam van Jan Arends Oosterhuis moet eigenlijk Oosterling zijn. Timmerman Jan Arends Oosterling was op zondag 23 oktober 1785 getrouwd geweest met Grietje Jans, die op donderdag 21 juni 1804 op 43-jarige leeftijd overleed. Jan trad op zaterdag 24 mei 1806 in ondertrouw met Jantje (Jantien) Pieters. Hij overleed precies 17 jaren later na Grietje Jans op dinsdag 21 juni 1831, 74 jaar en 3 maanden oud. Jantje sloot haar ogen voor altijd op woensdag 19 juni 1839 66 jaar oud. Het gezin woonde in 1830 aan het Oosteinde 193. (Bron: Drents Archief)

Het eerste gedeelte van de plattegrond van de Körtakkers uit 1832 met de percelen van Willem Bloemberg en Cons., Jannus Winsing en Jan Arends Oosterling.

De volgende drie percelen op de onderstaande afbeelding, weiland (I-742) en bouwland (I-744 en I-749) met een totale oppervlakte van 0,74 hectare waren het eigendom van de Kindren van Floris Aukema. Eigenlijk een raar gegeven dat de kinderen van een overleden persoon als eigenaar worden aangeduid. De drie kinderen van de inmiddels overleden landbouwer Floris Egberts Aukema, Eeffien Floris (Zulthe, 14 augustus 1821), Egbert Floris (Zulthe, 6 augustus 1822), Annechien Floris (Zulthe, 3 april 1824) waren nog te jong om de goederen van hun vader te bestieren en daarom nam een voogd hun taken waar.

De op de zaterdag 17 januari in Leutingewolde geboren zoon van Egbert Aukema, Floris Egberts Aukema, huwde op 19-jarige leeftijd in Roden met de op zondag 20 november 1796 te Roderwolde geboren Aaltien Roelfs Boer (Weering) (Aeltie Roelfs Wering). Floris overleed op woensdag 26 maart 1828 te Leutingewolde, op de nog jonge leeftijd van 26 jaar en 9 maanden. Zijn vrouw Aaltien overleed op dinsdag 12 juli 1842 45 jaar oud. Het gezin woonde in Leutingewolde op nummer 95. (Bron: Stamboom Aukema 1)

De volgende eigenaar van twee percelen was de weduwe van Lambert Oortwijn uit Langelo, Frouwkje Stratingh. De in Langelo op zondag 2 mei 1751 gedoopte landbouwer Lambert Oortwijn trouwde, 58 jaar oud, op zaterdag 21 oktober 1809 met de 32 jaren jongere Frouwkje Stratingh uit Norg. Frouwje werd gedoopt op zondag 14 september 1783. Op woensdag 23 oktober 1822 om drie uur ‘s nachts verwisselde Lambert het tijdelijke met het eeuwige en werd Frouwkje eigenaar van zijn bezittingen, waaronder de twee percelen bouwland, I-746 en I-760, samen 1840 vierkante meter groot. Op zondag 7 december 1862 om half tien ’s avonds sloot zij op 79-jarige leeftijd voor het laatst haar ogen in Norg. (Bron: dtb Norg).

Drie percelen bouwland (I-747, I-761 en I-771) met een oppervlakte van 0,786 hectare waren in het bezit van de landbouwer Geert Klaassens van der Oor, geboren januari 1780 in Roden en overleden op zondag 31 januari 1864 te Roden 84 jaar oud. Hij had een relatie met Freerkien Harms, geboren 1756 in Hoogkerk en overleden op woensdag 3 juni 1846 te Roden, 90 jaar oud. (Bron: Drents Archief)

Ook de weduwe van brouwer en logementhouder Thyle Geerts Krijthe, de uit Oostfriesland afkomstige Berendje Voget bezat een perceel bouwland met het nummer I-748 en een grootte van 1920 vierkante meter. Herbergier Thyle, werd ook wel als Thijle geschreven, werd op de regenachtige zondag 8 november 1761 in het mooie dorp Roden geboren en trouwde op vrijdag 10 augustus 1798 met zijn geliefde Berendje Voget in de Oosfriese plaats Jemgum. Jemgum was de geboorteplaats van Berendje waar zij op dinsdag 23 augustus 1763 voor het eerst het levenslicht zag. Op vrijdag 23 januari 1818 overleed de 56-jarige Thijle en liet Berendje met hun bezittingen achter. Berendje, die herbergiersche van beroep was, overleed op zaterdag 20 november 1841 net zoals haar geliefde man, in Roden. Het logement van Krijthe bevond zich aan het Zuideinde met het nummer 165. (Bron: Drents Archief)

Het tweede gedeelte van de plattegrond van de Körtakkers uit 1832 met de percelen van de Kindren van Floris Aukema, weduwe Lambert Oortwijn, Geert Klaassens van der Oor en de weduwe van Thyle Geerts Krijthe.

De volgende perceeleigenaar met een stukje bouwland van 880 vierkante meter en het nummer I-750 was de Jacob Hendrik Koopman uit Roden, die koopman als beroep had. Jacob Hindriks of Hindk zoals hij ook wel genoemd werd en die op woensdag 29 juni 1768 in Eelde geboren was, trouwde hij op 57-jarige leeftijd op dinsdag 30 mei 1826 in Roden met Jantien Jacobs Lodewijks. De toen 35-jarige Jantien Jacobs kwam uit Roden waar zij op maandag 10 januari 1791 geboren was. Jacob Hindriks maakte niet meer mee dat zijn eigendom in het register van ’t Kadaster in 1832 werd opgenomen; hij overleed op donderdag 3 februari 1831 in Roden, 62 jaar en 8 maand oud. Jantien Jacobs overleed 61 jaar en 2 maand oud te Haren op vrijdag 28 maart 1862. Jacob Hindriks en Jantien Jacobs woonden aan het West en Noordeinde 206. (Bron: Drents Archief)

Ook de weduwe Trientje Jans van Gasteren van de Roner bakker Roelof Pieters Deodatus had een perceel bouwland met het nummer I-754 in haar bezit. Het 1320 vierkante meter groot perceel was na zondag 11 april 1830 haar eigendom nadat de op zondag 15 december 1765 in Roden gedoopte Roelof Pieters het brood bakken voor gezien hield en zijn ogen sloot. Hij was 64 jaar en 4 maand oud geworden. Trientje Jans die zowel in Anloo geboren was en aldaar op zondag 9 februari 1772 gedoopt werd, overleed op 76-jarige leeftijd op zaterdag 11 maart 1848 te Roden. Het echtpaar woonden aan het Zuideinde nummer 16. (Bron: Drents Archief)

Met zo’n 1, 586 hectare aan bouwland op de Körtakkers verdeeld over vijf percelen (I-759, I-772, I-774, I-775 en I-777) was de landbouwer Jan Aukema uit Luttingewolde (Leutingewolde) een grote boer in het gebied. De op dinsdag 2 juni te Leutingewolde geboren en inmiddels 39 jaar oud zoon van Floris Aukema en zwager van de eerder genoemde Jannes Winsingh, was op vrijdag 21 juni 1811 in Roden met Eltien Jans Arends getrouwd, die geboren was in november 1780 te Roden. Jan overleed op woensdag 20 september 1849 op 78-jarige leeftijd, Eltien Jans was hem al eerder voor gegaan, zij overleed op donderdag 25 november 1841, 61 jaar oud. Het echtpaar woonde in 1832 in Leutingewolde met het nummer 98. (Bron: Stamboom Aukema 1)

De Kosterij van de hervormde kerk in Roden bezat ook enkele percelen bouwgrond op de Körtakkers. De drie percelen, I-762, I-776 en I-780, waren goed voor 4690 vierkante meter. Waarschijnlijk verbouwde de koster hier voedsel voor onder andere zichzelf, de predikant Jodocus Henricus Reddingius en de armen binnen de gemeente.

Het derde gedeelte van de plattegrond van de Körtakkers uit 1832 met de percelen van Jacob Hendrik Koopman, weduwe Roelof Pieters Deodatus, Jan Aukema en de Kosterij.

Het perceel bouwland met het nummer I-763 en een oppervlakte van 610 meter behoorde in 1832 toe aan de in Lieveren op zaterdag 3 oktober 1789 geboren arbeider Klaas Jans Ananias. Ananias was op woensdag 28 mei 1817 in Roden met de 19-jarige dienstmaagd Aaltje Tjipkes Scheepstra, geboren te Roden op vrijdag 24 november 1797 in Roden, getrouwd. Klaas Jans overleed 75 jaar en 11 maand oud op donderdag 10 september 1863 in Roden. Aaltien overleed op zondag 22 maart 1874 te Roden, zij was toen 76 jaar en 4 maand oud. Het echtpaar Ananias woonde aan het West en Noordeinde 227. (Bron: Drents Archief)

Theodoris Hubers (Theodorus Huberts), geboren op zaterdag 2 oktober 1756  te Peize en overleden op zaterdag 16 april 1836 en was gehuwd op 18 mei 1783 in Roden met Geertien Sikkens, gedoopt zondag 22 mei 1757 in Lieveren en overleden te Roden op donderdag 4 mei 1826. De weduwnaar Huberts woonde in 1830 in het Oosteinde te Roden op nummer 196. Theodorus was naast landbouwer ook schoenmaker. Het 1400 vierkante meter groot perceel bouwland met het nummer I-770 behoorde hem toe. (Bron: Drents Archief)

De uit Roden afkomstige landbouwer Jan Lamberts Beuving werd geboren op woensdag 21 oktober 1789 te Roden. Beuving bezat een perceel bouwland van 1330 vierkante meter groot op de Körtakkers met het kadastraal nummer I-773. Hij trouwde op  27-jarige leeftijd op zaterdag 14 juni 1817 te Norg met Jacobje Jans Hofman, 23 jaar oud, geboren op donderdag 21 november 1793 te Norg. Het echtpaar Beuving woonde aan het West en Noordeinde 225. Jan Lamberts overleed op zondag 6 september 1863 te Roden, Jacobje Jans sloot op zaterdag 8 juli 1871 voor het laatst haar ogen. (Bron: Drents Archief)

De twee laatste percelen op de Körtakkers, I-779 en I-783, samen 1,404 hectare groot, behoorden toe aan de landbouwer Jan Sikkens Rademaker, die aan het Oosteinde 168 in in her zeer bekoorlijke Roden woonde. Rademaker die ook wel Jan Sikkes of Jan Sikken genoemd werd, kwam op maandag 29 december 1788 in Roden ter wereld. Jan Sikkes werd verliefd op de in april 1782 te Nietap geboren Aaltje Roelfs Weeman, die op dat moment in Niebert woonachtig was. Den 21 van Grasmaand 1809, 21 april 1809, komen wij de twee jonge mensen tegen in het ondertrouwboek van de gemeente Roden tegen. Op 19 mei 1809 lezen wij het volgende over de twee vanuit Nuis:

Dat de huwelijks geboden tusschen Jan Sikken Rademaker van Roden en Aaltje Roelfs Weeman van ’t Niebert, alhier drie agtereenvolgende Zondagen zijn afgekondigt, zonder enige tusschen komende verhinderingen; zo dat bovengem. personen dezen aangaande in den huwelijken staat bevestigt mogen worden, getuigt mits dezen de ondertekende bij gebrek van Zegel op ongezegeld papier zullende dit gebrek door een omslag Zegel van 10 st. verholpen worden. Gegeven te Nuis den 19 Maai 1809. G.J. Piënius, Pred: ter plaats.”

Het echtpaar woonde aan het Oosteinde 168 te Roden. Jan Sikkes overleed op 52-jarige leeftijd op zondag 21 februari 1841. Zijn echtgenote Aaltje Roelfs is overleden op donderdag 18 maart 1858 in Roden 76 jaar oud. (Bron: Drents Archief)

Het vierde gedeelte van de plattegrond van de Körtakkers uit 1832 met de percelen van Klaas Jans Ananias, Theodoris Hubers, Jan Lamberts Beuving en Jan Sikkens Rademaker.

Na het jaar 1832 verschenen er eigenlijk pas rond 1860 nieuw Kadastrale kaarten van het gebied op de Zulteresch. Dit gold echter niet voor topografische kaarten van de omgeving van het esgehucht de Zulte. Niet de kaarten er gedetailleerder op werden, maar in grote lijnen volgen ze wel de vele veranderingen die zich in de negentiende eeuw voordeden.

De omgeving van de Zulte op een kaart uit die uit 1845 stamt. Ook op deze topografische kaart zijn nog bossen te zien (donkergroene vlakken) en heet de Roonder Bitse nu Schipsloot. (Bron kaart: Historisch en Geografisch Informatiesysteem)

Op de volgende kaart vervaardigd door de tekenaar H. Baggelaar van het Kadaster ten behoeve van de schatting van percelen voor de herziening van de belastbare opbrengst van ongebouwde eigendommen, lijkt er maar weinig veranderd op de Körtakkers. Waarschijnlijk is het overgrote gedeelte gewoon van de kaart 1832 overgenomen. De nieuwe kaarten moesten worden gemaakt en dit kwam door een herziening van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen (wet van 25 april 1879, Staatsblad no. 89).

De Körtakkers op een zogenaamde schattingskaart vervaardigd door de tekenaars van het Kadaster ten behoeve van de schatting van percelen voor de herziening van de belastbare opbrengst van ongebouwde eigendommen. De kaart geeft waarschijnlijk de situatie tussen 1860 en 1880 weer. De tekenaar was destijds H. Baggelaar. (Bron: Drents Archief)

Aan het begin van de twintigste eeuw werden oude zandwegen zoals de huidige Zulthereschweg belangrijker en ontstond er langs deze zandwegen woningbouw. Vooral de drie markante woningen aan een zandpad die nu een weg is en de Hulst heet, zijn nog steeds duidelijk aanwezig en vormen een ideaal markeringspunt in het onderzoeken van het gebied op de voormalige Zulteresch. Dit is goed op de onderstaande foto te zien.

De drie huizen van respectievelijk Ruiter, van Zanten en Siegers (van links naar rechts) aan de huidige de Hulst rond 1959/1960. Onderaan de foto zijn nog de bouwlanden van de Körtakkers zichtbaar. (Bron: Drents Archief)

Vanaf de jaren vijftig in de twintigste eeuw neemt de woningbouw grote sprongen en verdwijnen de bouwlanden op de Körtakkers in een gestaag tempo. De Kadastrale kaarten werden door de ambtenaren van de gemeente gebruikt om de nieuwe woningen in te tekenen en heetten nu Netteplan.

Het gebied waar zich de Körtakkers bevonden op een Netteplan die van oorsprong uit mei 1879 stamt en waarin later aanpassingen zijn aangebracht toen in de jaren vijftig van de vorige eeuw de woningbouw hier toenam. (Bron: Drents Archief)

Op 17 mei 1958 verschijnt er een artikel in het Nieuwsblad van het Noorden dat er 42 koopwoningen aan de Zulteresweg gebouwd gaan worden door de firma N.V. Drebo, het aannemersbedrijf dat dezelfde directie heeft als de N.V. Jarino uit Roden. De architect van de woningen is de heer D. Lautenbach uit Leek. Zo verschijnen er in 1959/1958 dus 42 huizen in drie hofjes aan de huidige Zulthereschweg.

De bouw van de woningen aan de Acacialaan en de Lindelaan in de Bomenbuurt van Roden aan het begin van de jaren zestig. (Bron: Drents Archief)

Enkele jaren komen wij in het Nieuwsblad van het Noorden van 13 april 1963 een opmerkelijke advertentie tegen van de eerder genoemde Roner bouwfirma Jarino: “DE 1000Ste IN RODEN. Vandaag is de DUIZENDSTE na de oorlog in Roden gebouwde woning aan de LINDELAAN no. 50 officieel geopend. Wij nodigen u gaarne uit voor een gratis bezichtiging tussen 16 april en 10 mei aanstaande. Architect: D Lautenbach, Leek. Woninginrichting: Rijpma, Roden. Electriciteit: Gebr. Bijlsma, Rottevalle. Benewgas: Smeding, Sebaldeburen. Complete bouw: Jarino-Roden Telefoon 05908 – 9233 ’s avonds 05945 – 2474, 05908 – 9273

De 1000ste woning in Roden na de oorlog gebouwd. (Bron: Nieuwsblad van het Noorden van 13 april 1963, blad 21.)

Het is een drukte van belang op de Zulteresch tijdens de jaren zestig van de twintigste eeuw. Huizen en wegen schieten als paddenstoelen uit de grond. Zijn de huizen aan het begin van de jaren 60 nog van een degelijke kwaliteit, na 1966 worden er op de plaats waar de Körtakkers eens lag, goedkope woningen geplaatst die meer weg hadden van bouwpakketten dan van huizen; de zogenaamde Hako-woningen.

De woningen aan de Lindelaan op een oude ansichtkaart. (Bron: Lautenbach.name)

Aan het einde van de jaren zestig was er nog maar weinig over van de oorspronkelijke Zulteresch en de daarop gelegen Körtakkers. Het gebied ten noorden van de voormalige bouwlanden bleef nog jaren gespaard en was tot aan de aanleg van de rondweg Noordholt en het woonboulevard Westeresch een baken van de oude landbouw die hier had plaatsgevonden.

Rond de tijd dat de huizen aan Acacialaan en de Lindelaan werden gebouwd, stonden er ook al woningen aan de Esdoornstraat. (Bron: Drents Archief)

Het is pas de laatste jaren dat er bij bijvoorbeeld het bouwen van een huis etc. naar archeologische sporen worden gezocht in de ondergrond. Niet dat ik de ik een illusie dat men destijds bij het bouwen op de plaats van de Körtakkers iets zou hebben gevonden. Maar het idee dat er wellicht heel oude sporen uit de prehistorie van bewerkte akkers naar boven waren gekomen houdt mij wel stiekem bezig.

Het Netteplan met de titel Roden I 7 van 27 januari 1987 met de bebouwing op de plaats waar in het verleden de Körtakkers lagen. (Bron: Drents Archief)