Ebbinges en de Zulte.

Op het moment dat de 71-jarige schilderes Renske Ebbinge haar ogen voor het laatst sloot op die zwoele donderdagavond van de 21e juli 1958, kwam er een eind aan het tijdperk van de Ebbinge’s die zestig jaren eerder door haar vader, Roelof Ebbinge, in de Zulte was gestart. Renske was het jongste van de twee kinderen in gezin van Roelof en Hinderkien Ebbinge en bleef als vrijgezel tot haar dood in het huis wonen. Haar oudere broer Aldert Ebbinge, die het verkopen van het huis in 1958 regelde, overleed acht jaren later op 83-jarige leeftijd in ‘s-Gravenhage. 

Een nors ogende Renske Ebbinge voor haar huis in de Zulte in de jaren ’50 van de vorige eeuw (bron: Drents Archief).

Weliswaar was de naam Ebbinge nu uit dit gedeelte van de Zulte ten noordwesten van Roden verdwenen, maar de familie waaruit deze was voortgekomen bleek meer dan ooit nog in het voormalig esgehucht aanwezig te zijn. De oorsprong vinden wij terug ten zuiden van het naburig plaatsje Peize en om precies te zijn aan de Peijserhorst, de huidige de Horst, waar ene Roelof Brink met zijn vrouw Egberdina Buringe in het huis met het nummer 1 woonde. De landbouwer zou samen met zijn Egberdina 8 kinderen krijgen, waarvan er twee onze aandacht verdienen. 

Hun oudste zoon Roelof, die op zaterdag 24 november 1821 aldaar geboren werd, huwde op de dinsdag 12 juni 1849 met de zeven jaren jongere Janna Luinge, die eveneens uit Peize afkomstig was. Roelof en Janna verlieten op woensdag 1 mei 1850 de gemeente Peize en vertrokken naar de gemeente Eelde, waar hij als akkerbouwer aan de slag ging. Hun zoon Roelf Brink, die op zondag 15 februari 1852 aldaar het eerste levenslicht zag en inmiddels op woensdag 19 juni 1878 te Roden met Aaltien Egberts Aukema was gehuwd, verhuisde op maandag 24 maart 1879 van Eelde naar de Zulte, waar zij in het huis met het nummer 45 kwamen te wonen. Meer over Roelof en Aaltien: Roelof Brink en het gedonder in de Zulte. 

Iets meer dan vier jaren later, op zondag 4 december 1825, wordt dochter Harmtien als derde kind van Roelof en Egberdina Brink aan de Peijserhorst geboren. Harmtien stapt op vrijdag 20 juni 1845 in het huwelijksbootje met de eveneens uit Peize afkomstige en twee jaren oudere Aldert Ebbinge, die op dinsdag 24 juni 1823 was geboren als zoon van de landbouwer Aldert Allerts Ebbinge en zijn vrouw Cathariena Roelofs Mulder. Het prille echtpaar Ebbinge kwam bij de ouders van Aldert inwonen. Het echtpaar krijgt 7 kinderen waarvan hun derde kind, zoon Roelof Ebbinge en geboren op donderdag 9 augustus 1855 te Peize, op vrijdag 27 mei 1881 huwde met de uit Roderwolde afkomstige Hinderkien Egberts Aukema, een jongere zuster van Aaltien Egberts Aukema.  

Afbeelding van de huwelijksakte van de landbouwer Roelof Ebbinge en Hinderkien Aukema (bron: Drents Archief. Bronvermelding: Huwelijksregister Roden 1881, archiefnummer 0166.021, inventarisnummer 1881, aktenummer 16, Gemeente: Roden, Periode: 1881).

De beide meiden waren dochters van Egbert Floris Aukema, zoon van Floris Egberts Aukema, die grote delen van het gebied rondom het dorp Roden in bezit had. Toen in 1832 het Kadaster in werking kwam, werden de eigenaren van zijn percelen inmiddels aangeduid als ‘de kindren van Floris Aukema’. Wederom een verbinding met de Zulte, waar zij ook veel grond bezaten. 

De vermelding van de geboorte van de zoon van Roelof Ebbinge, Aldert Ebbinge, op zaterdag 11 november 1882 in het Geboorteregister van de Gemeente Roden (bron: Drents Archief. Bronvermelding Geboorteregister Roden 1882, archiefnummer 0165.021, inventarisnummer 1882, aktenummer 77, Gemeente: Roden, Periode: 1882).

Het echtpaar Ebbinge vertrekt naar Roderwolde, waar naar ruim anderhalf jaar op woensdag acht november 1882 zoon Aldert geboren werd. Zo’n vier jaren later wordt dochter Renske net zoals haar broer, op een woensdag in Roderwolde geboren. Om precies te zijn zag Renske op woensdag 1 december 1886 voor het eerst het levenslicht. Wat ook de reden geweest, Roelof en Hinderkien hielden het bij slechts twee kinderen, iets wat zeker niet gewoon was in die dagen.

Op zaterdag vier december 1886 werd de drie dagen eerder geboren Renske Ebbinge bijgeschreven in het Geboorteregister van de toenmalige gemeente Roden (bron: Drents Archief. Bronvermelding Geboorteregister Roden 1886, archiefnummer 0165.021, inventarisnummer 1886, aktenummer 82, Gemeente: Roden, Periode: 1886).

Na ruim vierenhalf jaar houden de landbouwer Ebbinge en zijn vrouw het voor gezien in het prachtig dorpje Roderwolde en keren op de woensdag 13 mei in het jaar 1891 naar zijn geboortedorp Peize terug. Ook in Peize beoefend Roelof het beroep van landbouwer uit en komt in het gezin in het huis met het nummer 299 te wonen, zoals op de afbeelding hieronder goed te zien is. Op vrijdag 18 september van het jaar 1896 vertrekt de dan bijna 14-jarige zoon Aldert naar Groningen om naar alle waarschijnlijkheid door te kunnen leren. 

De vermelding van het gezin Ebbinge in het Bevolkingsregister van de toenmalige Peize. Het gezin vestigde zich op woensdag 13 mei 1891 in het dorp en vertrok bijna zeven jaren later weer naar de gemeente Roden (bron: Drents Archief. Bevolkingsregister Peize 1863-1919 D-E).

Zo’n zeven jaren later is het mooi genoeg geweest in Peize en vertrekken Roelof, Hinderkien en Renske Ebbinge volgens de archieven van de voormalige gemeente Peize op woensdag 30 maart 1898 naar de gemeente Roden om zich in het esgehucht de Zulte te gaan vestingen, waar een nieuw huis op ze staat te wachten. Donderdag 31 maart 1898 woont het gezin officieel in Roden met het adres Zulte 183, wat later veranderd wordt in nummer 202. Zoals het in de vorige woonplaatsen het geval was, gaat Roelof volgens het bevolkingsregister van de voormalige gemeente Roden ook hier aan de slag als landbouwer.

In het bevolkingsregister van de voormalige gemeente Roden staat keurig beschreven dat de familie Ebbinge op woensdag 30 maart 1898 uit Peize is vertrokken en een dag later, op donderdag 31 maart in de Zulte ging wonen (bron: Drents Archief. Bevolkingsregister Roden 1882-1900 deel 1 A t/m K).

Op de pagina staat te lezen dat ook nog een Aldert Ebbinge bij het gezin inwonend is. Het is echter niet de zoon van Roelof en Hinderkien, maar de zoon van de vijf jaar oudere broer van Roelof, Aldert Ebbinge die dezelfde naam draagt als zijn vader en op zaterdag 17 september 1887 te Peize geboren is. De dan bijna twaalfjarige jongen kwam na anderhalf jaar op donderdag zeven september 1899 bij het gezin in te wonen en zal er als boerenknecht hebben gewerkt. Aldert blijft echter niet lang in de Zulte bij zijn oom en tante en vertrekt op maandag 21 januari 1901 weer naar Peize. 

Op de pagina van de familie Ebbinge in het bevolkingsregister van de voormalige gemeente Roden is naast de tussenposen van zoon Aldert ook goed te zien dat het huisnummer regelmatig veranderde (bron: Drents Archief. Gemeente Roden 1900-1922 Bevolkingsregister Deel 2).

Aan het begin van de twintigste eeuw zijn hier en daar al geluiden te horen dat er een spoorlijn van Groningen naar Drachten moet komen en dat zij ook Peize, Roden en Leek dient aan te doen. In de maand november van het jaar 1909 is het zover en wordt er een wetvoorstel ingediend: ‘strekkende te verklaren, dat het algemeen nut de onteigening vordert ten name van de Nederlandsche Tramweg Maatschappij van eigendommen in de gemeenten Smallingerland , Grootegast, Marum, Leek, Roden, Peize, Eelde, Hoogkerk en Groningen, noodig voor den aanleg van een spoorweg van Drachten naar Groningen.‘ De bekendmaking zal voor de nodige onrust hebben gezorgd bij de landeigenaren wiens land onteigend zal gaan worden. 

De bekendmaking van de wet die het mogelijk maakte, dat er grond ten behoeve van de aanleg van de tramlijn Groningen-Drachten onteigend kon gaan worden (bron: Nederlandsche Staatscourant No. 12, zaterdag 15 januari 1910, pagina 2).

Het wetvoorstel werd aangenomen op vrijdag 31 december 1909 en in de Nederlandsche Staatscourant van zaterdag 15 januari 1910 gepubliceerd. Landbouwer Roelof Ebbinge zal zeker de nodige boze bewoordingen hebben gebruikt toen hij hoorde dat de Staat zomaar even wat grond kon afpakken voor zo’n rottige rot trein. Ja, als ze hun zin kregen dan was hij een beste lap grond kwijt! 

Maar hoe luid alle Roelof’s (Brink, Deodatus Pieterszn. en Ebbinge) in de Zulte ook scholden en tekeergingen, de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij ging gewoon door met het onteigenen van de stukken grond die nodig waren voor de aanleg van het spoor. Bijna 1450 vierkante meter zou Roelof kwijtraken aan de staat! Het moest niet veel gekker worden! Helaas voor Roelof ging het werk aan het spoor onverminderd door en vanaf zaterdag 1 mei 1915 werd deze opengesteld voor het goederenvervoer. 

Bijbehorende uitleg voor de tabel in de onderstaande afbeelding in verband met de onteigening door de Nederlandse Staat en zoals deze in het Nieuwsblad van het Noorden verscheen Van links naar rechts: Nummer van het grondplan., Te onteigenen grootte in Hectaren, Aren en Centiaren., Als;., Ter grootte van Hectaren, Aren en Centiaren., Kadastrale Sectie, Sectie Nummer., Ten name van:. (bron: Nieuwsblad van het Noorden, 24e jaargang, No. 227, dinsdag 26 september 1911, 4e blad).

Met de andere Aldert, de zoon van Roelof en Hinderkien dus, stijgt inmiddels op de ladder binnen de Belastingdienst en verhuisd op de donderdag 1 oktober 1914 van Leiden weer naar het ouderlijk huis in de Zulte. Twee maanden later, maandag 14 december 1914, vertrekt de Aldert Ebbinge naar het Friese Workum om weer als rijksontvanger aan het werk te gaan. Een half jaar later op dinsdag 15 juni 1915 is Aldert weer bij zijn ouders in de Zulte en wacht hij op zijn nieuwe werkplaats. Op de woensdag 29 september 1915 is het zover en Aldert vertrekt nu naar de plaats Oosterwolde in de gemeente Ooststellingwerf. 

Het huis van de familie Ebbinge die later ingetekend op een oude kadastrale kaart uit het jaar 1884. Op de tekening staat bij het huis de vermelding ‘Rood’. Dit verwijst naar de kleur steen waarmee het huis was gebouwd (bron: Drents Archief).

Ook Renske gaat op dezelfde dag in september 1915 richting Oosterwolde. Naar alle waarschijnlijkheid trekt ze bij hem in en wonen ze samen tot dinsdag 16 januari 1917. Waarschijnlijk vertrekt Aldert wederom naar een andere plaats – dit was het lot van een ’s rijksambtenaar – en gaat zijn zus Renske op 31-jarige leeftijd terug naar het huis van haar ouders in de Zulte. Iets wat ook goed op de pagina van de familie Ebbinge in het bevolkingsregister Deel 2 1900-1922 van de voormalige gemeente Roden te lezen is.

Een afbeelding van een jonge Renske Ebbinge die ongeveer uit de tijd stamt dat zij samen met haar broer richting het Ooststellingwerfse Oosterwolde vertrok (bron: Drents Archief)

Het is de dinsdag 29 april in het jaar 1928 wanneer Hinderkien Aukema op 73-jarige leeftijd haar laatste adem uitblaast en in de Zulte thuis op bed sterft. Renske woont dan nog samen met haar vader in het huis dat inmiddels Zulte 82 heeft gekregen en Aldert woont nu in het Brabantse Oss samen met zijn vrouw Roelfina Geertina Alida Ebbinge-van Dokkum en hun dochter Hennie. Op de gezinskaart van het gezin Ebbinge in het Bevolkingsregister van de gemeente Roden uit de periode 1922-1939, is de naam van Hinderkien doorgestreept.

De overlijdensadvertentie van Hinderkien in het Nieuwsblad van het Noorden van vrijdag 2 mei 1928 (bron: Nieuwsblad van het Noorden, 41e jaargang, no. 104, 1e blad, woensdag 2 mei 1928)

Een ander gegeven op de gezinskaart van de familie Ebbinge is wel de vermelding dat Roelof een vuurwapen bezit. Naast het huis en grasland in de Zulte, heeft Roelof een aantal percelen grond aan de overzijde van de woning in bezit, waaronder een klein heideveld. In die tijd kwam er veel wild voor in de omgeving van de Zulte en zoals een groot aantal bewoners van het voormalig esgehucht, zal Roelof ook een hartstochtelijke jager geweest zijn.

De gezinskaart van de familie Ebbinge in het huis met het nummer Zulte 82. Op de kaart staat duidelijk dat Roelof een vuurwapen bezit (bron: Drents Archief. Bevolkingsregister 1922-1939 gezinskaarten deel 4)

Het heideveldje is slechts een heel klein restant van wat eens een immens groot nat en moerassig heideveld ten noorden en ten westen van de Zulte. Aan het einde van de jaren dertig in de vorige eeuw kwam in veel plaatsen rondom Roden de zandwinning op en ook Roelof dacht hieraan een graantje mee te kunnen pikken. En zo werd er een grote dragline geregeld en Ol Boest (ene meneer Buist) zou wel even het zand voor Ebbinge gaan winnen. Echter na twee halen met de grote bak werd er van de zandwinning afgezien.

Het zogenaamde Ebbensveldje op een luchtfoto uit 2006. Rechtsonder is een beboste strook op het heideveldje te zien, waar de bak van Ol Boest zijn dragline zijn graafsporen heeft achtergelaten. Ook zijn de sporen zichtbaar van een weg, die in het verleden over het heideveld liep (afbeelding: Topotijdreis).

Het bleek dat de gewenste zandlaag slechts enkele tientallen centimeters dik was en het enige dat gewonnen werd, was kleverige keileem en taaie potklei. Volgens ooggetuigen uit die tijd waren ze langer bezig de bak van de graafmachine te ontdoen van de prut, dan het gevaarte op de heide en er weer weg te krijgen. Het schijnt dat men bij de laatste bak minstens een halve dag nodig had om deze weer redelijk schoon te krijgen.

De sporen zijn trouwens nog steeds zichtbaar op het heideveldje als een rechte geul van zo’n 50 meter lengte en zo’n vijf tot zes meter breed. De geul had verder geen functie meer en werd tijdens de natuurdagen gehouden in de jaren 90 en in de 21e eeuw volgegooid met snoeiafval. Dit snoeiafval werd dus in het water gegooid en kon dus zodoende wortels produceren. Het gevolg was dat nu de geul inmiddels vrijwel dichtgegroeid is en zorgt voor een bosje op het natte heideveld, zoals op de bovenstaande foto goed te zien is. 

Mevrouw Meijer met haar kinderen op ’t Ebbensveldje met de vele wilde gagel (Myrica gale) op de achtergrond. De bal om mee te spelen was destijds altijd binnen handbereik (afbeelding is mij in het verleden door de familie Meijer ter beschikking gesteld).

Het restant werd destijds in het Roner dialect het ‘Ebbensveldje‘ genoemd en veel jeugd uit de Zulte heeft hier als dan niet stiekem, een balletje getrapt.  Ook het zoeken naar adders (Vipera berus), die toen nog voorkwamen, was voor een aantal jongeren een leuke bezigheid op het Ebbensveldje. Menigeen uit die tijd vraagt deze scribent of de adders nog op ’t heideveldje zijn. Helaas, die zijn inmiddels verdwenen. Na het overlijden van Renske kwam dit heideveldje in het bezit van de Rijksuniversiteit te Groningen, die het op haar beurt later doorgaf aan Staatsbosbeheer.  

De advertenties van Aldert en Roelof waarin het overlijden van Roelfina Geertina Alida Ebbinge-van Dokkum bekend werd gemaakt in het Nieuwsblad van het Noorden (bron: Nieuwsblad van het Noorden, 50e jaargang, no. 246, 1e blad, dinsdag 19 october 1937)

Maar goed, laten we teruggaan naar het wel en wee van de familie Ebbinge in de Zulte. In het jaar 1937 komen wij de familie weer tegen op een minder vrolijke manier. Op zaterdag 16 oktober 1937 komt Roelfina Geertina Alida Ebbinge-van Dokkum te overlijden, dochter van Herman Johannes van Dokkum en Jantien Homan, vrouw van Aldert en moeder van Hennie Ebbinge. Aldert Ebbinge woont dan inmiddels in de stad Breda. Volgens de advertenties van zowel Aldert als die van Roelof en dochter Renske in het Nieuwsblad van het Noorden dinsdag 19 oktober 1937, zou het lichaam van de 56-jarige Roelfina de donderdag daarop om 2 uur vanuit de Zulte naar de begraafplaats vertrekken. Het spreekt vanzelf dat het hier het huis van Roelof betrof. 

Het huis met het nummer Zulte 21 tijdens een winterse avond in het jaar 1986. Zo zal het er ook rond 1937 uit hebben gezien, toen Roelfina vanuit hier naar de begraafplaats werd gebracht. De foto is afkomstig uit de privécollectie van de familie Niezink en in 2015 gepubliceerd in het boek ‘Van karrenspoor tot natuurgebied.

Tweeënhalf jaar later begint het jaar 1940 eerst niet goed in de Zulte met de Duitse inval in Nederland op vrijdag 10 mei 1940. En toch zal veel bij hetzelfde het eerste jaar van de oorlog. Zoon Aldert heeft echter heugelijk nieuws en hij gaat weer trouwen op donderdag 5 september 1940 in de stad Groningen met de 49-jarige en in Delfzijl geboren Johanna Geertruida Roggenkamp. 

De huwelijksakte van Aldert Ebbinge en Johanna Geertruida Roggenkamp uit 1940 (bron: Gronings Archief. Huwelijksregister 1940, aktenummer 713, Gemeente: Groningen, Periode: 1940).

Roelof zal zich voor zijn zoon hebben verheugd dat deze een nieuwe liefde in zijn leven had gevonden en inmiddels samen met zijn nieuwe vrouw en dochter Hennie naar ‘s-Gravenhage was vertrokken. Ruim een half jaar later voelde Roelof zich niet goed en kwam op maandag 10 maart 1941in de leeftijd van 85 jaren te overlijden. Een dag later verscheen er in het Nieuwsblad van het Noorden een overlijdensadvertentie van de kinderen Aldert en Renske.

De overlijdensadvertentie van de kinderen Aldert en Renske in het Nieuwsblad van het Noorden van dinsdag 11 maart 1941 waarbij zij het overlijden van hun vader Roelof Ebbinge bekendmaakten (bron: Nieuwsblad van het Noorden, 54e jaargang, no. 59, 1e blad, dinsdag 11 maart 1941)

Al ruim voor zijn overlijden zal Roelof Ebbinge een groot gedeelte van zijn landbouwactiviteiten hebben afgestoten en wat er nog te doen was, zal dochter Renske voor haar vader opgeknapt hebben. Renske brengt haar dagen onder andere als kunstenares door, ze was volgens insiders een begaafd schilderes. Na ruim 17 jaren zonder haar vader in het prachtige huis met het nummer Zulte 21 te hebben doorgebracht, waarbij haar broer Aldert met vrouw, dochter Hennie en haar man en kinderen regelmatig vanuit Den Haag hier op bezoek komen, is het ook voor haar de hoogste tijd geworden en komt ze te overlijden.

De aangifte van het overlijden van Renske Ebbinge door de aanspreker Jan Holt uit Roden (bron: Drents Archief. Overlijdensregister Roden 1958, archiefnummer 0167.021, inventarisnummer 1958, aktenummer 30, Gemeente: Roden, Periode: 1958).

Op de leeftijd van 71 jaar sluit de in Roderwolde geboren en vrijgezelle Renske Ebbinge op de donderdag 31 juli van het jaar 1958 om half acht ’s avonds voor het laatst haar ogen en kwam er een einde aan de aanwezigheid van de familie Ebbinge in de Zulte zoals wij deze heden ten dage kennen. De 57-jarige aanspreker Jan Holt verscheen zaterdag twee augustus voor de ambtenaar van de burgerlijke stand der gemeente Roden om het overlijden van Renske aan te geven.

Voordat de telefoon zijn intrede bij iedereen thuis had gedaan in Roden, bestond de taak van Jan Holt er onder andere uit om aan huis de nabestaanden in kennis te stellen van een overlijden. Daarnaast kon de aanspreker ook de aangifte van het overlijden doen bij de burgerlijke stand en eventueel de begrafenis of crematie regelen. Volgens de rouwadvertentie die in het Nieuwsblad van het Noorden van zaterdag 2 augustus 1958 verscheen en door Aldert Ebbinge was geplaatst, zou het lichaam van Renske naar Dieren gebracht worden waar zij op maandag 4 augustus om 1:45 uur gecremeerd zou worden. 

De door Aldert Ebbinge geplaatse overlijdingsadvertentie in het Nieuwsblad van het Noorden met de bekendmaking dat Renske in Dieren gecremeerd ging worden (bron: Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag 2 augustus 1958, pagina 4).

Na het overlijden van Renske moet de enige uit het gezin van Roelof Ebbinge overgebleven gezinslid en de in Den Haag wonende zoon Aldert de zaken gaan regelen. De weilanden komen in de handen van de buren, het heideveld met de naam ‘Ebbensveldje’ komt rond 1959 in het bezit van de Rijksuniversiteit van Groningen en het huis aan de Zulte wordt in het jaar 1958 verkocht aan Tj. Hofman, winkelier/juwelier aan de Brink in Roden. 

Op de foto zijn Meint en Bregtje met kinderen aan het eind van de jaren vijftig voor het huis aan de Zulte te zien. Linksonder is nog het bruggetje over de sloot zichtbaar en het geheel oogt vredig in de vroege zomer van dat jaar. Deze foto en de foto hieronder zijn zeer welwillend door Henk van der Dijk, zoon van Meint en Bregtje en oud-bewoner van het huis, aan mij ter beschikking gesteld om te gebruiken in dit artikel. Waarvoor nogmaals zeer veel dank!

Het huis blijft niet lang onbewoond en het jonge gezin Meint en Bregtje van der Dijk trekt in de woning met het adres Zulte 21. Het was al een behoorlijke tijd geleden dat er jonge mensen in de woning vertoeven. De uit Bedum afkomstige Meint gaat bij Tjaart Hofman, de eigenaar van het huis en winkelier/juwelier aan de Brink in Roden, als horlogemaker aan de slag om zijn kost te verdienen. Weer iets heel anders dan een landbouwer. 

De trotse nieuwe bewoners van de Zulte 21 aan het einde van de jaren vijftig. De lichtelijk strenge blik van Meint van der Dijk wordt gecompenseerd door een betoverende glimlach van Bregtje. Ook deze prachtige foto zoals die van hierboven zijn afkomstig van de zoon van Meint en Bregtje, Henk van der Dijk, waarvoor ik hem zeer erkentelijk ben. Nogmaals dank je wel.

De jaren vijftig verstrijken geruisloos in het voormalig esgehucht de Zulte en de enige banden die de familie Ebbinge nog met dit rustige plaatsje heeft, zijn de families Brink en Holthuis die zuidelijk nabij de brink wonen en heel ver in de verte familie is. Enkel Aldert is over van het gezin van Roelof Ebbinge, maar hij woont in het verre Den Haag. De pensioneerde en voormalig rijksontvanger, een ambtenaar aan wie het beheer van inkomsten en uitgaven van het Rijk is opgedragen, loopt echter ook al op zijn laatste loodjes. 

Bijna acht jaren na het overlijden van zijn jongere zuster Renske komt Aldert ook te overlijden in het luxe ‘s-Gravenhage, heel ver van de Zulte vandaan. Op de vrijdag de zevende in de maand januari van het jaar 1966 om 10:30 in de ochtend in Voorburg te Den Haag, blaast hij zijn laatste adem uit in de warme en liefdevolle omgeving van zijn vrouw Johanna Geertruida.

De vermelding van het overlijden op 7 januari 1966 te ‘s-Gravenhage van Aldert Ebbinge, geboren te Roden, 83 jaar oud, zonder beroep (bron: Haags Gemeentearchief te Den Haag, BS Overlijden. Ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage, ‘s-Gravenhage, archief 335-01, inventaris­num­mer 1861, 10-01-1966, Nadere toegang op het overlijdensregister van de gemeente ‘s-Gravenhage, aktenummer A71).

Na de familie van der Dijk kwamen nog een aantal andere families zoals Niemeijer, Hoogeveen, Smilda en Niezink. In het Nieuwsblad van het Noorden bood de zoon het huis in mei 1969 te huur aan als een gemeubileerde vakantiewoning dicht bij het Leekstermeer. Het huis is aan het begin van de 21e eeuw gesloopt om plaats te maken voor een rondweg en een rotonde.

De advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden geplaatst door C. W. Hofman uit Roden waarin hij de Zulte 21 wil verhuren als een vakantiehuis (bron: Nieuwsblad van het Noorden, 82e jaargang, No. 124, vrijdag 30 mei 1969, negende blad, pagina 28).

Het enige dat wij nog kunnen aantreffen van de in allerhaast gesloopte woning zijn kleine stukjes rode steen, die door het sloopproces in de bodem terechtgekomen zijn en nu door mollen die met hun molshopen de restanten weer aan de oppervlakte weten te brengen. Op zich een leuk gegeven, maar of Roelof Ebbinge blij met zou zijn met de vele mollen die daar nu aanwezig zijn? Ik waag dat te betwijfelen. 

De plaats waar eens het mooie huis gestaan heeft in de Zulte. Helaas moest het verdwijnen en plaatsmaken voor ambitieuze plannen van een wethouder en een rondweg plus rotonde.

Blaauwverwerij in de Zulte 38.

Aan het einde van het jaar 1856 verschijnt er in de Provinciale Drentsche en Asser courant van woensdag 10 december een advertentie van ene Cornelis Klaassens Hofsteenge, die ter zijner tijd een boerenbehuizing te koop zal gaan aanbieden. De dan 37-jarige Hofsteenge doet er in de advertentie uitvoerig verslag van dat het huis in het verleden diende als een blaauwverwerij en daarvoor nog steeds zeer geschikt is. Daarnaast beschikt het huis over drie kamers, hofgrond, bouwland en enige percelen hooiland met een venige onderlaag. Waarschijnlijk is de term ‘in het verleden’ redelijk betrekkelijk als het over de werkplaats voor het blauwverven gaat. Eerder dat jaar, op zondag 27 april 1856, wordt zijn zoon Klaas Hofsteenge geboren en bij het invullen van de persoonsgegevens, geeft Cornelis aan dat hij stoffenverver van beroep is. Dus het is zeer aannemelijk dat de beste man recentelijk gestopt was met het verven van stoffen en kleding in de werkplaats.

De advertentie zoals deze in 1856 in de Provinciale Drentsche en Asser courant verscheen. De voormalig stoffenverver uit de Zulte geeft aan voornemens te zijn om zijn woning te gaan verkopen (bron: Provinciale Drentsche en Asser courant, 33e jaargang, nummer 99, woensdag 10 december 1856, 3e blad).

Het huis dat in het jaar 1832 nog in het bezit was van de Kindren van Floris Aukema, was in de latere jaren in het bezit gekomen van Cornelis Klaassens Hofsteenge, die toen nog het vak van riet- en strodekker bekleedde. De op donderdag 24 juni 1819 geboren zoon van de tapper Klaas Hofsteenge en zijn vrouw Angenietje Reinders trad op zaterdag 5 december 1845 in het huwelijk met de 25-jarige uit Peize afkomstige Jantien Jans Melkman, die weduwe was van Harm Hindriks Sietsema. Het huwelijksfeest zal ongetwijfeld op het adres Zuideinde 147 te Roden plaats hebben gevonden, daar waar de tapper Klaas Hofsteenge woonde. Tegenwoordig heeft het pand het huisnummer Brink 20.

De percelen E-346 (huis en erf) en E-347 (tuin) op de Kadastrale kaart van 1832. Op het eerste perceel bevond zich dus de tapperij van kastelein Claas Hofsteenge aan het Zuideinde in Roden. In dit pand zullen de feestelijkheden van het huwelijk tussen Cornelis Klaassens Hofsteenge en Jantien Jans Melkman ongetwijfeld hebben plaatsgevonden (Kaart 1832Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

In het jaar 1856 woonde Cornelis Klaassens, destijds ook wel als Klasens geschreven, dus met zijn vrouw Jantien Jans Melkman en hun vier kinderen dochter Angenietje Cornelis (1847), zoon Jan Cornelis (1851), dochter Aaltien Cornelis (1853) en de in april van dat jaar geboren zoon Klaas Cornelis, in het huis in het voormalig esgehucht de Zulte met het nummer 38. Daarnaast verbleef ook de dochter uit Jantien Jans haar eerste huwelijk, de in 1845 geboren Harmanna Harms Sietsema en de 23-jarige boerenknecht Evert Jans Wold.

Op het perceel I-170 op de Kadastrale kaart uit 1832 komen wij het huis tegen, waarin later de familie Hofsteenge kwam te wonen. De grote boerderij die naast de woning staat, was destijds in het bezit van landbouwer Jacob Jans Sinninge (Kaart 1832Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Toen het gezin hier kwam te wonen werkte Cornelis Klaassens dus nog als een dakdekker en voorzag dus gebouwen van een dakbedekking van riet of stro. Een oude omschrijving zegt: “De rietdekker is een ambachtsman, wiens werk het is huizen, boerderijen, hooibergen en molens met riet te dekken. Het dakspan word hierbij bedekt met rieten schoven, die vervolgens door den Rietdekker glad aangeslagen…worden. Het riet (en ook stro) wordt hierbij met een twijg of teen, de derwisch aan de dakroeden gebonden. De strodekker dekt huizen met stro. Per vierkante meter strodak heeft men daarvan twaalf kilogram nodig.1

De samenstelling van de acht bewoners in het huis met het nummer Zulte 38 aan het einde van het jaar 1856 (bron: Drents Archief, Bevolkingsregister Deel 1, 1852-1862, archiefnummer 2001.21, inventarisnummer 3 Gemeente: Roden).

Later in de jaren vijftig van de negentiende eeuw blijkt Cornelis Klaassens zijn ambacht van riet- en stroodekker ingeruild te hebben voor het beroep van stoffenverver. Hij ging dus stoffen verven, door bijvoorbeeld met een oplossing waarin de kleurstof indigo zat en het stof een blauwe kleur kreeg. Voor veel mensen was het in die tijd veel goedkoper hun kleren te laten verven, dan dat zij nieuwe kleren moesten kopen. In het Statistisch jaarboekje voor het Koningrijk der Nederlanden, dat de welvaart en de industriële ontwikkelen in ons land in de gaten hield, merkt op dat: “In Drenthe telde men rond het jaar 1854 nog vijf blaauwverwerijen in de provincie, twee in Assen en de andere drie bevonden zich in Dalen, Dwingelo en Roden.2 Zo werd ook de Ter Heilster pannenfabriek genoemd: “Van de vier steenbakkerijen in Drenthe hebben ééne te Ter Heil, gemeente Roden, tevens pannenbakkerij, en ééne te Emmen niet gewerkt. De beide overige werkten met 8 mannen en 2 jongens, de eersten tegen f 1, de laatsten tegen f 0.90 daags.2

De advertentie van de publieke verkoping van het huis en de landerijen van Cornelis Klaassens Hofsteenge gelegen in de Zulte en gehouden in de kroeg van Harm Schuring. Deze advertentie verscheen een week later nogmaals in de Provinciale Drentsche en Asser courant van zaterdag 3 januari 1857 (bron: Provinciale Drentsche en Asser courant, 33e jaargang, nummer 104, zaturdag 27 december 1856, 4e blad).

Aan het einde van de maand december in het jaar 1856 hakt Cornelis Klaassens de knoop door en kan notaris Herman Hubert van Lier uit Assen aan de slag om het een en ander gereed te maken voor de verkoping, die plaats zal vinden in de herberg van Harm Schuring in Roden. Deze bevond zich destijds ongeveer op de plaats waar nu de ‘Pompstee’ staat. Op zaterdag 27 december staat de advertentie in de Provinciale Drentsche en Asser courant en kan een ieder die belangstelling toont voor de woning en de landerijen, op dinsdag 6 januari 1857 dus zijn bod uitbrengen in de kroeg van Schuring.

Uiteindelijk wordt de hele handel verkocht en vertrekken Cornelis Klaassens Hofsteenge en Jantien Jans Melkman in de maand mei van het jaar 1857 naar Zevenhuizen in de gemeente Leek. Hofsteenge is zijn vorige beroepen blijkbaar beu en gaat op 37-jarige leeftijd een compleet nieuwe uitdaging aan: Landbouwer. Dat het in Zevenhuizen vruchtbaar is voor het echtpaar blijkt wel, dochter Egbertje ziet op dinsdag 19 april 1859 voor het eerst het licht en dan volgt zoon Kornelis op vrijdag 3 januari 1862.

Op de kadastrale kaart uit het jaar 1887 is goed te zien dat de kapitale boerderij naast het voormalig huis van Cornelis Klaassens Hofsteenge is verdwenen en plaats heeft gemaakt voor een kleiner gebouw (Bron: Drents Archief).

En toch kan Cornelis het ware beroep niet vinden en komen wij de oud Roner in het jaar 1865 weer tegen. Nu woont hij met zijn gezin in de Grootegast, waar hij nu werkt als vleeshouwer en daar wordt een levenloos kind geboren op woensdag 25 oktober 1865. Vijf jaren later duikt Cornelis weer op, maar deze keer in Oldekerk waar hij nu als slager werkt. Echter het zit Cornelis en Jantje weer niet mee en op zaterdag 3 december 1870 komt hun 19-jarige in Roden geboren zoon aldaar te overlijden. Uiteindelijk sluit Cornelis in het jaar 1885, 66 jaar oud, zijn ogen voor het laatst en Jantje volgt haar echtgenoot elf jaren later in 1895 op 75-jarige leeftijd.

De situatie op de plaats waar eens de blaauwverwerij van Cornelis Klaassens Hofsteenge en zijn Jantje gestaan heeft in het midden van de jaren zestig van de twintigste eeuw. De originele kaart stamt uit het einde van de negentiende eeuw en werd later gebruikt door de ambtenaren van de gemeente Roden om de vorderende woningbouw binnen het dorp in kaart te brengen. Het betreft hier op de kaart de plaats waar tegenwoordig het Wethouder Deodatusplantsoen ligt (Bron: Drents Archief).

Bijna een jaar later besluit ook Cornelis Klaassens zijn vader, Klaas Cornelis Hofsteenge,  het bijltje er bij neer te gooien en zet zijn huis aan het Zuideinde in Roden te koop. Na het verlies van zijn vrouw op zondag 24 december 1848 en het vertrek van Cornelis en Jantje naar Zevenhuizen, zet nu Klaas Cornelis notaris Herman Hubert van Lier aan het werk. Op dinsdag 24 december 1857 verschijnt er in Provinciale Drentsche en Asser courant op het derde blad een advertentie met het voorgenomen verkoop van de woning, welke plaats zal hebben op vrijdag 4 december 1857 bij Harm Schuring. Je zou haast iets gaan vermoeden dat er een link tussen de familie Hofsteenge en de maand december bestaat. Klaas Cornelis Hofsteenge sluit voor altijd zijn ogen in Roden op zondag 17 september 1865.

Voor Klaas Hofsteenge was het in het jaar 1857 welletjes en ook hij besloot zijn herberg te verkopen. Zijn vrouw Angenietje Reinders was negen jaren eerder op zondag 24 december 1848 overleden en nu dat Cornelis en Jantje waren verhuisd, zal de lol er wel voor Klaas zijn afgegaan (bron: Provinciale Drentsche en Asser courant, 34e jaargang, nummer 141, dingsdag 24 november 1857, 3e blad).

Toen Cornelis Klaassens naar Zevenhuizen in de gemeente Leek was vertrokken, verkocht hij de woning in maart 1857 in de Zulte aan de op zondag 20 juni 1813 te Eelde geboren Aleph Dekker, ook wel Alef genoemd. Dekker was net zoals Hofsteenge verver van beroep, dus deze locatie die geschikt was voor de ververij kwam als geroepen. Samen met zijn tweede vrouw, de op donderdag 13 september 1832 in Peize geboren Diena Alberts Talens betrekken zij in het jaar 1859 het huis. Op vrijdag 24 augustus 1860 wordt hier hun dochter Gerritdina Dekker geboren. In oktober dat jaar trekt de in 1787 te Groningen geboren en gepensioneerde Frederik Noordbergen bij het gezin Dekker. Aleph Dekker blijft tot aan zijn dood op maandag 15 januari 1894 in de Zulte zich verver noemen.

Het gezin van de Aleph Dekker in het huis met het nummer Zulte 38 rond het jaar 1862. De gepensioneerde Frederik Noordbergen vertrok later naar Peize (bron: Drents Archief, Bevolkingsregister Deel 1, 1852-1862, archiefnummer 2001.21, inventarisnummer 3 Gemeente: Roden).

Zoals op veel plaatsen binnen het huidige dorp Roden het geval is, zijn de sporen van de oude bewoning compleet verdwenen en zijn er enkel oude kaarten en archiefstukken die ons nog op de rijke geschiedenis van de vele gebieden kunnen wijzen. Tegenwoordig staan er ook huizen op de plaats waar eens de blaauwverwerij zich bevond en er door Cornelis Klaassens Hofsteenge en later Aleph Dekker kledingstukken werden geverfd.

De rode pijl wijst de plaats aan op een luchtfoto uit 2019 waar eens het huis van Cornelis Klaassens Hofsteenge heeft gestaan. Tegenwoordig bevinden twee woningen op de plaats van de voormalige blauwververij: Molenberg 12 en Wethouder Deodatusplantsoen 33 t/m 33 A (Afbeelding: Topotijdreis.nl).

1 Ambachten, beroepen en functies van toen

2 Statistisch jaarboekje voor het Koningrijk der Nederlanden. Vierde jaargang. Uitgegeven door het Departement van Binnenlandsche zaken. Te ’s Gravenhage, bij van Weelden & Mingelen en bij hunne correspondenten. 1854.