Drama in de Boschkampe

Op de zomerse vrijdag 17 augustus van het jaar 1787 ziet ver van de Zulte een jongen in de Friese plaats IJlst als zoon van Meinte Tjebbels van der Velde (1759) en Trijntje Reins (1761) voor het eerst het levenslicht. Deze stoere Friese knaap, Tjebbele Meintes van der Velde genaamd, woonde inmiddels in de Zulte en stond bekend als een hardwerkende timmermansknecht. Voor de 25-jarige timmerknegt kon het geluk ook niet op toen hij in het jaar 1813 de geboren te Groningen en even oude arbeidster Maria Meijers tegen het lijf was aangelopen. Voor Tjebbele Meintes zal het liefde op het eerste gezicht geweest zijn en voor de dochter van Willem Meijers en Anna Nijman uit de stad Groningen, was het een nieuwe poging om het geluk in het leven te vinden. 

De op de donderdag 26 juli in 1787 geboren Maria was het jaar daarvoor op 23-jarige leeftijd weduwe geworden toen haar echtgenoot Egbert Jans Been op dinsdag vijftien april 1812 in Peize kwam te overlijden, slechts 31 jaar oud. Volgens de archieven liet de als dakdekker werkende Been de zwangere Maria met een kind achter, de op dinsdag 29 november 1809 te Peize geboren Anna Egberts Been. Op een of andere manier bleef het noodlot haar achtervolgen en net zoals haar vader, kwam hun dochter Jakken Been, die aan het eind van het jaar 1812 ter wereld kwam, aan het einde van de maand december van het jaar 1813 in Peize te overlijden. 

Trouwakte van Tjebbel en Maria uit 1814: Bruidegom: Tjebble Meintes van der Velde, geboren te IJlst op 17-08-1787; leeftijd: 26 jaar; beroep: timmerknegt , zoon van Meinte Tjebbles en Trijntje Reins. Bruid: Maria Meijer, geboren te Groningen op 02-08-1787; leeftijd: 26; beroep: arbeidster , dochter van Willem Meijer en Anna Nijmans . (bron: Huwelijk, Roden, 19-05-1814, aktenummer 5)
De plaats in het huidige Roden, het pleintje op de hoek van de Boskamp en het Padkamp, waar vanaf 1814 het huis van Tjebbele Meintes van der Velde heeft gestaan.

De ontmoeting met Tjebbele, die inmiddels ook wel Tjebbel genoemd werd, leek het voor de inmiddels in Foxwolde woonachtige Maria Meijers na het overlijden van haar dochtertje een nieuw startpunt te zijn. Bijna vijf maanden na het heengaan van haar dochter, de woensdag 18 mei 1814, gaven Tjebbel en Maria in gemeente Roden, Kanton Assen in het departement van de Wester-Eems elkaar het ja-woord en gingen ze in de Zulte wonen. Het huwelijk tussen de beide lieden kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Op de woensdag 9 november 1814 kwam de aap uit de mouw of beter gezegd; Maria beval van hun zoon Meinte van der Velde en de zaterdag daarop kon de trotse vader zijn eerste zoon aangeven.

Ondanks dat het inmiddels verplicht was om een achternaam te voeren, bleef het gebruik om het kind de naam van zijn of haar vader mee te geven. Zo kreeg zoon Meinte als tweede naam ‘Tjebbels’ mee, zoals het al eeuwenlang in grote delen van Nederland gebruikelijk was. In 1817 volgde op woensdag 16 april 1817 zoon Henderijks van der Velde en wederom kon de 29-jarige Tjebbel die inmiddels timmerman was geworden, weer richting de burgerlijke stand vertrekken om hem in geboorteregister van Roden bij te laten schrijven. Een maand later kon de timmerman de reis richting de burgerlijke stand weer maken, op de woensdag 14 mei 1817 blies de zuigeling zijn laatste adem uit en liet zijn ouders verdrietig achter. 

Het pleintje op de plaats waar in het verleden het huis van Tjebbel en Maria heeft gestaan in de Boschkampe op een luchtfoto uit het jaar 2014 (afbeelding: topotijdreis.nl).

Maar ondanks de grote tegenslag van een verloren kind, iets wat in die tijd vaker voorkwam en waarbij de hoge kindersterfte voor enorm veel verdriet zorgde, leek het geluk Tjebbel en Maria weer toe te lachen. Op woensdag 25 maart 1818 beviel Maria van hun eerste en haar derde dochter. De 30-jarige ouders noemden het meisje Trijntje, later werd ook wel als Trientje omschreven. Bijna 3,5 jaren later, op zaterdag 28 augustus 1821, volgde hun tweede dochter Annegien van der Velde. In het jaar 1823, toen Tjebbel en Maria allebei 36 jaren oud waren, verscheen op de koude zaterdag 29 november hun derde zoon Henderikus.

De woning van het gezin van der Velde bevond zich in wat in het verleden de Boschkampe heette en lag grofweg op zo’n vijfhonderd meter afstand ten zuidoosten van de centraal gelegen brink in het voormalig esgehucht de Zulte. Het huis stond precies op de plaats waar nu een basketbal/rolschaatspleintje aan de Boskamp en Padkamp ligt. Het gebouw zal zo rond 1814 gebouwd zijn op grond dat van de eigenaar, Johanna Philippina van Dedem tot den Gelder; de weduwe van Willem de Lille, gekocht was. En naar alle waarschijnlijkheid zal Tjebbel zelf mee hebben gewerkt aan de bouw van het huis. 

Het basketbal/rolschaatspleintje op de hoek van de Boskamp en Padkamp, gezien vanuit de laatst genoemde. Op deze plaats stond ongeveer vanaf het jaar 1814 het huis van Tjebbel en Maria.

Het was weliswaar een redelijk nieuwe woning die degelijk was gebouwd, maar naar de huidige maatstaven zou het niet voldoen aan de tegenwoordige eisen. Deze huizen waren slecht warm te houden en naast de kou, zal het tochten en de vocht ook een grote rol hebben gespeeld bij de gezondheid van de bewoners. Met name in de tijden dat het vroor zal het geen pretje geweest zijn om er te wonen. Dit soort woonomstandigheden zijn heden ten dage niet meer voor te stellen en het verklaart de hoge sterfcijfers onder de mensen die rond die tijd in de Zulte woonden. 

Waarschijnlijk zullen deze omstandigheden er aan bij hebben gedragen dat eerst dochter Martien Tjebbels van der Velde, die op maandag 27 februari 1826 was geboren en 2 jaar en 11 maanden later op woensdag 24 januari 1827 kwam te overlijden. Bijna twee jaren later beviel Maria een dag voor oud jaar, dinsdag 30 december 1828 op 41-jarige leefdtijd van hun laatste kind, een meisje die eveneens de naam Martien kreeg. Ook hier bleek het ongeluk op de loer te liggen en moesten de twee verdrietige ouders na zes weken wederom afscheid nemen van een kind. 

De bladzijde uit het boek ‘Volkstelling 1830’ van de gemeente Roden, waarin Tjebbel en Maria, hun kinderen en oma Anna Hinderikus Niemeijer als bewoners van het West en Noordeinde 220 vermeld werden (bron: Volkstelling, 1830, archiefnummer 2001.21, inventarisnummer 1 Gemeente: Roden).

In het jaar 1829 vond er in de wijde omgeving van de toenmalige gemeente Roden een volkstelling onder de bevolking plaats die later gepubliceerd werd als ‘Volkstelling 1830’. Het huis van Tjebbel en Maria heeft dan het adres West en Noordeinde 220 en volgens de archieven wonen er naast de twee echtlieden van 42 jaar, ook hun zoon Meinte van 15, dochter Trientje of Trijntje 11 jaar oud, dochter Annechien 8 jaar en de 6-jarige zoon Henderikus in de woning. Een andere inwonende is de 66-jarige Anna Hinderikus Niemeijer, die in de stad Groningen is geboren en de moeder is van Maria.

De inmiddels volwassen dochter van Maria uit het huwelijk met Egbert Jans Been, Anna Egberts Been, die voorheen bij haar moeder en stiefvader inwoonde, woonde nu samen met haar 23-jarige man Egbert Jans Noord en hun half jaar oude zoon Jan Egberts Noord op het adres West en Noordeinde 202b. Bij het gezin van der Velde gaat het leven zijn gang en bij Maria’s dochter en schoonzoon verloopt de gezinsuitbreiding ook zeer voorspoedig.

De twee percelen van Tjebbel, I-150 (tuin) en I-151 (huis en erf), op de Kadastrale kaart van de gemeente Roden, Sectie I genaamd de Zulte in drie bladen, eerste blad uit 1832 (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

In het jaar 1832 Komen wij Tjebbel van der Velde tegen in de archieven van het Kadaster als eigenaar van de twee percelen I-150 (tuin) en I-151 (huis en erf). Echter, zoals wel vaker het geval was bij de oude archieven, wordt Tjebbel als timmerman Gebbeke Meints van der Velde omschreven als eigenaar van beide percelen in het register van het Kadaster, dat bij het eerste van drie bladen van de gemeente Roden, Sectie I de Zulte behoorde. 

 Aan al het geluk komt een einde als Maria het tijdelijke leven op de kille dinsdag van 14 november 1837 om twaalf uur ’s middags voor het eeuwige verwisseld op de leefdtijd van 50 jaren in hun woning in de Boschkamp. Voor Tjebbel lijkt de wereld te eindigen en na het weg moeten brengen van drie kinderen, is de tijd gekomen om voor altijd afscheid te nemen van zijn geliefde Maria Meijers. Een half jaar kan Tjebbel het nog volhouden, maar op zondag 13 mei 1838 knapt er iets bij de timmerman en besluit hij een einde aan zijn leven te maken. 

De vijvers langs de Toutenburgsingel waar het lichaam van Tjebbel gevonden werd op de Kadastrale kaart uit 1832 (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort)

De volgende ochtend rond een uur of zeven wordt het levenloze lichaam van Tjebbel in één van de vijvers bij de Toutenburgsingel, ook wel de Klaidobben genoemd, door de arbeiders Hindrik Stoffers Rozema, zijn buurman van nummer 221 en Tunnis Roelfs Tooms uit Leutingewolde gevonden. Dat juist zijn buurman hem heeft gevonden, zou er op kunnen wijzen dat men de timmerman met zijn gebroken hart al vrij snel vermist heeft en hem is gaan zoeken. 

De overlijdensakte van de timmerman Tjebbele Meintes van der Velde uit 1838 (bron: Overlijdensregister Roden 1838, archiefnummer 0167.021, inventarisnummer 1838, aktenummer 9 Gemeente: Roden Periode: 1838).

Na het overlijden van Tjebbel van der Velde gaan de oudste dochter van Maria, Anna Egberts Been, haar man Egbert Jans Noord en hun kinderen in het huis wonen. Het huis zal in de jaren ’50 van de vorige gesloopt zijn om plaats te maken voor de uitbreidingsplannen van de toenmalige gemeente Roden. 

Bladzijde uit het boekwerk ‘Volkstelling 1840’ waarbij goed te zien is dat Anna Egberts Been en haar man de woning inmiddels bewonen. Ook de buurman die het lichaam van Tjebbel vond, Hindrik Stoffers Rozema, woont nog steeds op nummer 221 (bron: Volkstelling, 1840, archiefnummer 2001.21, inventarisnummer 2 Gemeente: Roden).

Noordeindiger Kampen.


Aan het einde van de zeventiende en tot ver in de achttiende eeuw bestond het dorp Roden in de archieven van het haardstedenregister uit meerdere zogenaamde ‘buurschappen’. In de registratie van het haardstedengeld uit 1691 van het kerspel Roden, dat ook wel schoorsteengeld genoemd werd en gezien kan worden als een vroege vorm van de huidige onroerende-zaakbelasting (OZB), komen wij de volgende buurschappen tegen: Suijdeijnde, Westeijnde, Oosteijnde, Lijveren, Steenbergen, Sulte, Lootinghewolde en Foxwolde. De buurschappen Roderwolde, Zanbuir en Mathuisen vormden een eigen kerspel, dat de naam Roderwolde droeg.

Het dorp Roden op de oude Franse legerkaart. Op de kaart is onder andere de Boschkampe afgebeeld, net zoals de Roder Moolen en de Speiker. Op de plaats waar de molen eens stond, bevindt zich vandaag de dag het kerkhof. De Speiker is de huidige de Spijker, een schoutsboerderij die nabij huize Mensinge en die sinds het midden van de zeventiende eeuw aan de Spijkerzoom staat (Kaart: Drents Archief).

Een buurschap of boerschap verwijst naar een samenwerking van de bewoners en ontstaan zijn op de best bewoonbare plaatsen rond de dertiende eeuw, die destijds omringd waren met bossen, heidevelden en hooilanden. De ingezetenen van de buurschap werden buren, boeren of bourmannen genoemd. Hiertoe behoorden ook keuterboeren en ambachtslieden. De acht buurschappen in het kerspel Roden werden bestuurd door de erfgenamen of eigenerfden, die afstamden van de oorspronkelijke bewoners die op de grootste boerderijen woonden. De erfgenamen en de overige ingezetenen van de buurschap vergaderden op de buursprake.

De vier buurschappen Suijdeijnde, Westeijnde, Oosteijnde en Rhoden vormden na 1742 samen het dorp Roden binnen het kerspel. De andere vijf buurschappen lagen om het dorp Roden heen. In de directe omgeving van de buurschappen van het dorp lagen een aantal landerijen die al dan niet omheind waren en de naam droegen van het buurschap, met uitzondering van het buurtschap Suijdeijnde. De landerijen werden ‘kampen’ genoemd en droegen dus de naam van het buurschap dat nabij lag, een eigenaar of een gebeurtenis dat in de directe nabijheid plaatsvond. Ook de ligging zoals bijvoorbeeld in het noorden van een buurschap of het dorp kon een naam opleveren.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is 1811-kaart.jpg
Op de Franse legerkaart die in de periode 1811-1813 door de Franse landmeters was opgemeten, zijn de zes huizen te zien, die destijds de Noordeindiger Kampen vormden. Tevens is de scherpe bocht naar het zuiden, richting Roden dus, goed zichtbaar. Deze bocht werd in de twintigste eeuw ook wel de Bechtbocht genoemd, vernoemd naar de apotheker die naast de bocht woonde  (Kaart: Drents Archief).

Zo kwam in het zuiden van het buurschap Sulte, het latere de Zulte, onder de es met de naam Körtakkers een aantal percelen met woningen voor, die de naam ‘Noordeindiger Kamp of Kampen’ droegen. Deze lagen grofweg op de plaats waar zich tegenwoordig de straten Leeksterweg, Heerestraat, Meidoornlaan, Bloemstraat, Kanaalstraat en de Zulthereschweg bevinden. De zes woningen die de Noordeindiger Kampen vormden, lagen in het Noordeinde op de plaats waar in de twintigste eeuw de huidige Leeksterweg, Schoollaantje en de Zulthereschweg samenkwamen.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is 1832-kaart-kampen.jpg
De uit de drie delen bestaande Sectie I genaamd de Zulte samengestelde kaart van de Noordeindiger Kampen. De kaart schetst de situatie rond het jaar 1832 ten noorden van het dorp Roden. Ook het pleintje waarom heen de woningen staan is duidelijk zichtbaar (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Op deze plaats die ten oosten van de toenmalige Boschkampe lag, bevond zich tot ver in de negentiende eeuw eveneens een klein pleintje of vlakte, die wij gerust als een kleine brink kunnen omschrijven. Tijdens de volkstellingen uit de jaren 1830 en 1840 van de inwoners in het dorp Roden werd dit gebied samengevoegd met het Westeinde en omschreven als het ‘West- en Noordeinde’.

Eigenlijk heeft het Kadaster na het inmeten van het gebied rondom het dorp Roden de toenmalige gemeente in verschillende secties opgedeeld, die vervolgens weer uit een aantal bladen bestond. Zo bestond Sectie I genaamd de Zulte uit 3 bladen en besloeg deze sectie een groot deel van het dorp Roden. De percelen die binnen de sectie I vielen, kregen dan ook een nummer dat begon met de hoofdletter I. Voor de huisnummers maakte de sectie en het perceelnummer niets uit, doorgaans gebruikten de ambtenaren de straat- of de streeknaam van het gedeelte waar de bebouwing voorkwam.

Het eerste huis dat wij tegen kwamen als wij rond 1830 op de nieuwe weg naar Roden vanuit het westen richting het oosten via het Noordeinde waren gelopen of per wagen het pand hadden gepasseerd, behoorde volgens de gegevens het Kadaster toe aan ene Klaas Geerts. Klaas Geerts was reeds in 1821 overleden en zijn 55-jarige zoon Lambartus Klasens Mederoos, zijn negen jaar oudere vrouw Siewke Alderts en hun kinderen Klaas Lambs (30) en Jantje Lambs (26) waren nu de hoofdbewoners van het pand volgens de gegevens van de volkstelling uit 1830 die plaatsvond in het toenmalige dorp Roden. Het huis bevond zich volgens het archief in het West en Noordeinde te Roden droeg het nummer 215.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is 1832-huis_215.jpg
De twee percelen van de familie Mederoos zijn door een rode lijn omgeven en droegen in 1832 de perceelnummers I-314 en I-315 (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort)

Kadastraal gezien bevond het pand zich op het eerste blad van Sectie I van de gemeente Roden genaamd de Zulte en droeg het perceel het nummer I-314. Het perceel I-315 was eveneens in het bezit van de familie Mederoos en deed dienst als tuin. Het pand en de tuin bevonden zich op de plaats waar tegenwoordig de huizen en tuinen met de nummers 12 tot en met 16 aan de huidige Leeksterweg staan.

Het huidig uitzicht over de Leeksterweg die rond 1830 nog de weg naar Roden werd genoemd. In de verte is nog de zogenaamde Bechtbocht te zien. Deze bocht had zijn naam te danken aan de apotheker die hier in de twintigste eeuw zijn apotheek had staan.

Waarschijnlijk is dit de locatie die de korvenmaker Gerrit Joris vanaf het jaar 1770 van Coenraad Wolter Ellents pachtte en deze in 1785 diende te verlaten. Over het dispuut en de korvenmaker kunt u hier meer lezen: Gedonder in de Noordeindiger Kampen. Het perceel ten westen van het huis met het kadastraal nummer I-313 bleek volgens het archief van het Kadaster nog steeds in het bezit van de familie te zijn. De eigenaar van het weiland was destijds de weduwe van de in 1823 overleden Jan Wilmsonn Kymmell, Alida Gezina Willinge. Zoals het toen gebruikelijk was, zal het weiland in het 1832 verpacht zijn aan een arbeider of een landbouwer.

Als wij de weg richting het oosten vervolgen komen wij na zeventig meter aan onze linkerzijde een grote boerderij tegen waar het gezin van de 44-jarige landbouwer Sikke Theodoris Huberts woont. Sikke Theodoris is een zoon van Theodoris Huberts die op dat moment op nummer 196 in het Oosteinde als schoenmaker zijn kost verdient. De landbouwer woont samen met zijn acht jaar jongere en in de Zulte geboren vrouw Marchien Stoffers Rozema. Het echtpaar had op het moment van de volkstelling in het jaar 1830 vier kinderen in huis, te weten: Eltien (1822), Geertien (1824), Hinderkien (1826) en Roelfien (1828). Hun eerste kind, Theodorus, werd geboren op 31 maart 1821 en overleed 3 maanden later. Dat het gezin voor juli 1830 meegenomen werd in de volkstelling van dat jaar, is te zien in de archieven waar de op twee juli in Roden geboren dochter Lammechien niet vermeld werd.

De op het oog drie percelen van de landbouwer Sikke Theodorus Huberts zijn door een rode lijn omgeven en droegen in het archief van het Kadaster uit 1832 de perceelnummers I-801 en I-802. Echter het perceel I-801 werd omschreven als huis en erf en vormde zo 1 perceel (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort)

Naast de kinderen woonden ook de 30-jarige in Leek geboren Tjeetske Pieters en arbeidster Helena Johannes de Boer, 46 jaar oud, weduwe van de in 1826 in Leutingewolde overleden landbouwer Klaas Louwes Klaassens samen met haar in 1818 geboren zoon Jacob Klaassens bij het gezin Huberts in.

De woning kreeg bij de volkstelling in 1830 het nummer 224 en bevond zich in het Noordeinde op het kadastraal perceel I-801, huis en erf. Het naast liggend perceel bouwland I-802 was ook in het bezit van de landbouwer. Op de huidige plaats waar zich de woning en het naastliggend perceel bouwland bevonden rond 1832, staan nu de vier huizen langs de Leeksterweg genummerd 1 tot en met 7. Aan de oostelijke grens van het toenmalige perceel staan nu drie huizen langs de Zulthereschweg met de nummers 2, 4 en 6.

De situatie zoals deze tegenwoordig voorbij de Bechtbocht in de Leeksterweg is. Vanaf deze locatie is de plaats waar in de negentiende eeuw de boerderij en het bouwland van Sikke Theodorus Huberts zich heeft bevonden, te zien. Het spreekt voor zich dat er niets meer zichtbaar is, dat wijst op de aanwezigheid van de landbouwer Huberts.

Tegenover het huis waar het gezin van de landbouwer Sikke Theodoris Huberts woont, aan de overzijde van het zandweggetje dat richting de Körtakkers voert dus, bevindt zich de woning van de familie Beuving met het huisnummer 225. De op woensdag 21 oktober 1789 te Roden geboren landbouwer Jan Lamberts Beuving woont hier in het jaar 1830 samen met zijn vier jaar jongere en in Norg geboren vrouw Jacobje Jans Hofman en hun vier kinderen: Trientje Jans (12), Fokkien Jans (10), Marchien Jans (7) en Lambert Jans (2). De op dinsdag 11 januari 1825 geboren zoon Jan Jans komen wij niet tegen, daar de kleine jongen reeds op vierjarige leeftijd kwam te overlijden op zondag 27 december 1829. Het kwam nogal eens voor bij de volkstellingen dat reeds een jaar eerder begonnen werd met het tellen en dat een overleden inwoner nog voorkwam in de papieren en daarom mee werd geteld.

Het perceel waarop zich de woning van Jan Lamberts Beuving bevond is door een rode lijn omgeven en droeg in het archief van het Kadaster uit 1832 de perceelnummer I-796 en werd omschreven als huis en erf (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

De in de archieven van het jaar 1817 nog als dienstknecht omschreven Jan Lamberts Beuving, sluit op zondag 6 september 1863 in het dorp Roden met de leeftijd van 73 jaar en 10 maand en 15 dagen voor altijd zijn ogen en wordt een dag later als zijnde overleden bijgeschreven in het register van de burgerlijke stand met het aktenummer 25. De in het dorp Norg geboren echtgenote van Jan Lamberts, Jacobje Jans Hofman overlijd bijna vier jaren later op 77-jarige leeftijd op zaterdag 8 juli 1871 te Roden.

De als landbouwer door het Kadaster omschreven Jan Lamberts Beuving bezat toch nog een aantal forse percelen nabij zijn huis: I-797 tuin, I-799 weiland en I-800 bouwland. De beste man werd echter bij de volkstelling van 1830 door de gemeentelijke ambtenaren gezien als arbeider. (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Logementhouder Thijle Geerts Krijthe en zijn vrouw Berendje Voget bezaten in grote delen rondom het dorp Roden stukken grond en huizen, die zij verpachten en hierdoor naast de kroeg ook nog andere inkomsten kregen. Rond 1832 komen wij dan ook nog met enige regelmatig onroerende goederen tegen in de archieven die in het bezit waren van de weduwe van Thijle Geerts Krijthe, Berendje Voget.

De huidige plaats waar de Zulthereschweg en het Schoollaantje samenkomen. In het verleden bevond zich hier een zandpaadje dat richting het oosten ging.

Een van deze panden die in het bezit waren van de familie Krijthe, lag op zo’n twintig meter afstand van het huis van Jan Lamberts Beuving richting het zuiden in het Noordeinde. De percelen I-446 (tuin) en I-447 (huis en erf) waren verpacht aan de op zondag 20 oktober 1799 te Roden geboren Jan Geerts Boer. Boer stond te boek als een ‘schatter van slagtvee’, iemand die de waarde van het slachtvee taxeerde, en hij woonde hier met zijn vrouw Bougien Harms Kramer en zeven kinderen. Daarnaast komen wij in de papieren van 1830 ook nog de dan 59-jarige Katrina Hessels tegen, die dan daar inwonend is. Tien jaar later woont ze bij Ananias Brink in het huis aan het Zuideinde 144. Het betreft hier echter Catharina Hessels die op donderdag 1 februari 1770 te Roden als dochter van Carel Walraven Hessels en Egberdina Sleurmans geboren werd.

Als wij in het jaar 1832 de zandweg richting het zuiden oversteken, komen wij bij het huis uit waar de schatter van slachtvee Jan Geerts Boer met zijn gezin woonde. Het huis, erf en tuin waren in bezit van de weduwe van logementhouder Thijle Geerts Krijthe, Berendje Voget. (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Jan Geerts Boer was op woensdag 5 mei 1824 met de 23-jarige Bougien Harms Kramer te Roden getrouwd en ze kregen samen dus zeven kinderen: Grietien Jans Boer (1824), Geert Jans Boer (1826), Harm Jans Boer (1828), Aaltien Jans Boer (1830), Harmina Jans Boer (1833), Jan Jans Boer (1835) en Hindrik Jans Boer (1838). Lang kon Jan Geerts niet genieten van het laatste kind, bijna een jaar later op de woensdag 6 maart 1839 verwisselde hij in het bed het tijdelijke met het eeuwige leven. Bougien overleed bijna 41 jaren later op maandag 1 maart 1880 op 79-jarige leeftijd in Foxwolde.

De twee percelen, I-446 (tuin) en I-447 (huis en erf), die Jan Geerts Boer van Thijle Geerts Krijthe had gepacht (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

De Hervormde Gemeente in het dorp Roden deed in het verleden veel om de ellende van de hulpbehoevende gemeenteleden te verzachten en had tot ongeveer eind 1859 behoorlijk wat onroerende goederen in haar bezit. Daarnaast waren er mensen binnen de Hervormde Gemeente die zich voor de minder bedeelden in wisten te zetten en zodoende leden van de kerkenraad waren; diaconen. Doorgaans wisten de diaconen een beroep te doen op de liefdadigheid van de wat beter gesitueerden, om zodoende ruimschoots de armen te kunnen helpen. In de Nederlandsche Encyclopedie van Winkler Prins uit 1870 werden deze mensen zo omschreven: “Een menschlievend diacon, die het vertrouwen der gemeente bezit, kan veel smart verzachten”.

Een advertentie van de Diaconen der Hervormde Gemeente Roden in de Provinciale Drentsche en Asser courant van 8 november 1859 waarin zij aangeven hun bezittingen in en rondom het dorp Roden te willen verkopen (Bron: Provinciale Drentsche en Asser courant, nummer 134, 8 november 1859, vierde blad, gedrukt bij Gratama te Assen).

Wanneer wij door het Noordeinde van 1832 ruim 40 meter richting het westen gaan, lopen wij voorbij het huis met het nummer 227. Het huis met de tuin dat hier destijds stond behoorde ook tot het bezit van de Hervormde Gemeente en werd rond 1830 verpacht aan de op de dinsdag 3 oktober 1787 te Lieveren geboren en een week later gedoopt in de Nederlands hervormde kerk van Roden arbeider Klaas Jans Ananias. Ananias was op woensdag 28 mei 1817 in het huwelijk getreden met dan 19-jarige Aaltien (Aaltje) Tjipkes Scheepstra uit Roden.

Het bezit van de Diaconie van de Hervormde Gemeente in Roden dat rond 1830 verpacht werd aan Klaas Jans Ananias en zijn vrouw. (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Klaas Jans en Aaltje Tjipkes pachten het huis (I-443) en tuin (I-444) van de Diaconie Roden en woonden hier rond 1830 met hun kinderen Annechien (1820), Ananias (1822), Jantien (1825), en Tjipke (1828). Hun eerste zoon, ook Ananias geheten, was in het jaar 1818 geboren maar kwam al in het begin van 1822, 3 jaar en 8 en 11 dagen maanden oud, in Roden te overlijden. Klaas Jans Ananias overleed op donderdag 10 september 1863 te Roden en Aaltje volgde haar echtgenoot op zaterdag 22 maart 1873 eveneens in Roden.

Op de kadastrale kaart van 1832 zijn de twee percelen tuin (I-316) en huis & erf (I-318) door een rode lijn omgeven. Het huis dat op papier dan nog eigendom is van de vader van de arbeider Harm Geerts Noord, Geert Klaassens van der Oor. Van der Oor die dan nog in het Oosteinde woont, zal later samen met zijn vrouw bij het gezin van zijn zoon intrekken. Tegenwoordig heeft de huidige locatie het nummer Heerestraat 228 (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Het laatste huis dat wij tegenkomen in de Noordeindiger Kampen ligt een kleine tien meter ten westen van het huis van Klaas Jans Ananias. Het huis met het nummer 214 was eigendom van de Roner landbouwer Geert Klaassens van der Oor en zijn uit Hoogkerk afkomstige vrouw Freerkien Harms. Geert Klaassens woont in het jaar 1830 nog in het Oosteinde op nummer 186 en zijn zoon Harm Geerts Noord woont samen met zijn eveneens in Roden geboren vrouw Annechien Scheepstra Tjipkes en hun drie kinderen Freekien Harms van 5 jaar, Sabe Harms van 3 jaar en de vier maanden oude Geert Harms, in het huis van zijn ouders in het Noordeinde.

Een luchtfoto van het gebied waar de Noordeindiger Kampen eens hebben gelegen. In de tegenwoordige tijd is er niets van het gebied over en is hier zoveel gegraven en veranderd, dat de mogelijkheid bestaat om hier nog heel oude sporen uit het verleden te vinden heel erg klein is (bron: topotijdreis.nl)

Het huis en de tuin van de landbouwer Geert Klaassens van der Oor bevonden zich op de kadastrale percelen met de nummers I-316 (tuin) en I-318 (huis & erf). Van der Oor overleed op 84-jarige leeftijd te Roden op zondag 31 januari 1864, bijna 18 jaren later dan Freerkien Harms, die reeds op de woensdag 3 juni van het jaar 1846 haar ogen op 74-jarige leeftijd voor het laatst sloot.