Geroffel in de Meidoornlaan.

Trots als een pauw moet zich gevoeld hebben daar in zijn nieuwe woning aan de Meidoornlaan en sloeg liefdevol een arm om zijn Harmke. Met een traan van ontroering in zijn ogen legde hij de krant op de keukentafel en zuchtte diep. Ja, de Schepper had het goed voor met Jan en dat liet hij nu duidelijk blijken. Jan Roffel was net in de nieuw aangelegde straat de Meidoornlaan komen wonen en deed veel voor de geloofsgemeenschap van de Doopsgezinde kerk in Roden. Zo was hij armmeester in de instelling van zijn kerk die in moeilijke tijden de armen ondersteunde, het zogenaamde armbestuur. Niet alleen was Roffel in de Provinciale Drentsche en Asser courant verschenen, zelfs Sjoerd Leiker van de Regionale Omroep Noord (R.O.N.) stuurde een verslaggever naar het prachtige dorp Roden om verslag van het geheel te doen.

Het huis aan de Meidoornlaan waar Jan en Harmke Roffel kwamen te wonen in 1950 staat er nog steeds.

Er heerste in het naoorlogse Roden en omgeving een behoorlijke woningnood en vanaf 1947 was het toenmalige gemeentebestuur al bezig met het plannen van een nieuwe weg met daarlangs gelegen een groot aantal percelen voor de broodnodige woningbouw. Dat niet iedereen het eens was met de aanleg van de weg door de Zulte, bleek we uit het feit dat de gemeente de benodigde stukken land moest gaan onteigenen. Deze gronden waren dus nodig voor aanleg van een nieuwe weg vanaf de Peizerweg, Kanaalstraat, Zulterweg naar de Leeksterweg. In 1948 werd door de gemeenteraad van Roden besloten om een klinkerweg van vijf meter breed vanaf de Peizerweg, de huidige Groningerstraat, tot aan de Kanaalstraat aan te leggen. Tevens werd er besloten dat er een parallelweg over een lengte van 100 meter in de weg diende te komen. Het betrof hier dus de Kastanjelaan. Kort daarna volgden de Bloemstraat, tussen de Kanaalstraat en de Zulterweg, de latere Zulthereschweg, en de Meidoornlaan die eindigde bij de Leeksterweg.

Rechts op de afbeelding in de Kastanjelaan te zien, links ligt de circa 100 meter lange parallelweg. De Kastanjelaan is heden ten dage geasfalteerd, maar na de aanleg was het nog een klinkerweg.

De gemeente Roden bouwde dus volop aan de weg, letterlijk en figuurlijk, om een groter dorp te worden. Nu was het aantal inwoners al meer dan verdubbeld; van zo’n 3000 inwoners rond 1919 tot een slordige 6700 Roners in het jaar 1949. Nu moet wel eerlijk gezegd worden dat door zijn ligging Roden veel meer had met de stad Groningen dan met Assen, die onze bestuurlijke hoofdstad was. En ergens had het toenmalige gemeentebestuur ook wel een beetje het idee dat het dorp Roden ook wel een stuk groter mocht worden dan eigenlijk in de planning lag.

Het artikel op pagina 4 van de Provinciale Drentsche en Asser courant die op dinsdag 29 maart verscheen. Hoe je een dorp moet promoten, dat kon je wel aan het toenmalige gemeentebestuur overlaten (bron: Provinciale Drentsche en Asser Courant, dinsdag 26 maart 1949, 124e jaargang, nummer 72 , pagina 4).

Een artikel op pagina 4 in de Provinciale Drentsche en Asser courant van dinsdag 26 maart 1949 wordt het woningtekort flink aangekaart. Een gedeelte van de kop boven het artikel luidde dan ook: “Woningbouw hield geen gelijke tred met vestiging van personen. Gevolg: Ontstellend woninggebrek”. En ja, het klonk erg dat er op de 1400 woningen een tekort is van minsten 200. En toch blijkt het gehele artikel een grote promotie van het dorp te zijn om meer inwoners te lokken naar het prachtige dorp. De kop boven het artikel spreekt boekdelen: “Een Drentse gemeente die graag de woonplaats van Groninger forensen wil worden”. Vervolgens volgt er en promotiepraatje waarbij de medewerkers van de toenmalige V.V.V. het schaamrood op de kaken zou zijn gestegen. Naast dat er inmiddels riolering was aangelegd, besloot de gemeenteraad drie dagen, op 29 maart, na het artikel tot uitbreiding van het elektrisch net te Roden tussen Meidoornlaan en de Kastanjelaan.

Feest in de Meidoornlaan. Zelfs de burgemeester en een verslaggever van de Regionale Omroep Noord verschenen ten tonele om het heugelijk feit te vieren dat Jan en Harmke de 29ste klant van de Bouwkas Noord-Nederlandse Gemeenten waren (bron: Provinciale Drentsche en Asser Courant, dinsdag 28 maart 1950, 125e jaargang, nummer 75 , pagina 2).

Bijna een jaar later, op dinsdag 28 maart 1950, is het feest in de Meidoornlaan bij nummer 16. In een artikel in de Provinciale Drentsche en Asser courant van Woensdag 29 maart, wordt mooi beschreven hoe Jan Roffel met een grote glimlach op zijn gezicht de nog door de verse verf glimmende voordeur van zijn nieuw paleis opendoet voor een aantal hoogwaardigheidsbekleders. Zelfs de Roner burgervader Helwerda hield een lange toespraak, waarbij de toeschouwers blij waren dat de beste man eindelijk uitgepraat was en zij aan de heerlijke thee van Harmke konden gaan zitten. Met een lekker koekje erbij natuurlijk.

De overlijdensadvertentie van Jan Roffel die geplaatst werd door zijn familie in de krant (bron:
Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag 02-06-1956, 69e jaargang, nummer 128, pagina 4).

De burgermeester roemde Roffel dat hij inmiddels de 29ste cliënt is die zich via N. G. G. (Bouwkas Noord-Nederlandse Gemeenten) van een eigen woning heeft kunnen voorzien. En er waren nog ruim 90 Rodenaren die iedere maand een spaarduitje achteruit legden om een huis te kunnen verwerven. De N.V. Bouwkas Noord-Nederlandse Gemeenten werd in 1947 te Assen opgericht om burgers tot het zogenoemde bouwsparen, het sparen voor de bouw van een eigen woning op te roepen. Na het sparen van een bepaald bedrag in de Bouwkas ontving de spaarder een hypothecaire lening. Na aanvraag en toekenning van een rijkssubsidie had de spaarder voldoende middelen om een eigen woning te laten bouwen.

Van het eerbetoon aan Jan Roffel, die door veer belangstellenden werd bijgewoond, deed zelfs het Nieuwsblad van het Noorden verslag (bron: Nieuwsblad van het Noorden, dinsdag 5 juni 1956, 69e jaargang, nummer 130, pagina 3).

Slechts zes jaren konden Jan en Harmke Roffel en hun inwonende dochter Martha genieten van hun prachtig paleisje aan de Meidoornlaan. Op vrijdag 1 juni in het jaar 1956 verwisselde Jan op 59-jarige leeftijd het tijdelijke met het eeuwige leven. Berooid bleven Harmke en Martha achter in het huis aan de Meidoornlaan. Wederom kon er een burgemeester komen opdraven om Jan op te hemelen en hem te eren. Burgervader Cramer en vele andere belangstellenden namen op dinsdag vijf juni afscheid van een sociaal zeer bewogen inwoner van het dorp Roden. 1956 was ook het jaar dat dochter Martha door de rechtbank in Assen op 16 augustus  onder curatele werd geplaatst.

Blijkbaar was hun dochter Martha niet in staat haar financiën en persoonlijke zaken zelf te regelen en kwam ze onder curatele (bron: Provinciale Drentsche en Asser courant, zaterdag 18 augustus 1956, 131e jaargang, nummer 192, pagina 6).

Samen met hun drie kinderen zal Harmke besloten hebben om het voormalig droom paleisje te gaan verkopen. Op de zaterdagen 13 als 20 oktober 1956 verschijnt een advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden, waarin de familie Roffel notaris Jac. Kuiper te Roden de opdracht geven het huis te gaan verkopen. De verkoping vond plaats in het café van J. Scheepstra Hzn. aan de Brink op woensdag 24 oktober. Het huis werd verkocht aan de heer L. Veninga te Roden voor 15.000 gulden, waarbij de koper ook nog eens 6000 gulden over de koopsom betalen om de rijksbijdrage over te nemen.

De advertentie die notaris Jac. Kuiper liet plaatsen in het Nieuwsblad van het Noorden. De verkoping vond plaats in café Scheepstra op de Brink naast de kerk in Roden (bron: Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag 20 oktober 1956, 69e jaargang, nummer 248).

Harmke Roffel – Huizing, die op zaterdag 19 februari 1921 te Leek met Jan getrouwd was, overleed op zaterdag 27 augustus 1966 te Roden, 71 jaren oud. Dochter Martha overleed in 1975.

Het bericht in de Provinciale Drentsche en Asser courant dat de uit Roden afkomstige L. Veninga het huis aan de Meidoornlaan van de familie Roffel had gekocht (bron: Provinciale Drentsche en Asser courant, vrijdag 26-10-1956, 131e jaargang, nummer 251, pagina 9).

Noordeindiger Kampen.


Aan het einde van de zeventiende en tot ver in de achttiende eeuw bestond het dorp Roden in de archieven van het haardstedenregister uit meerdere zogenaamde ‘buurschappen’. In de registratie van het haardstedengeld uit 1691 van het kerspel Roden, dat ook wel schoorsteengeld genoemd werd en gezien kan worden als een vroege vorm van de huidige onroerende-zaakbelasting (OZB), komen wij de volgende buurschappen tegen: Suijdeijnde, Westeijnde, Oosteijnde, Lijveren, Steenbergen, Sulte, Lootinghewolde en Foxwolde. De buurschappen Roderwolde, Zanbuir en Mathuisen vormden een eigen kerspel, dat de naam Roderwolde droeg.

Het dorp Roden op de oude Franse legerkaart. Op de kaart is onder andere de Boschkampe afgebeeld, net zoals de Roder Moolen en de Speiker. Op de plaats waar de molen eens stond, bevindt zich vandaag de dag het kerkhof. De Speiker is de huidige de Spijker, een schoutsboerderij die nabij huize Mensinge en die sinds het midden van de zeventiende eeuw aan de Spijkerzoom staat (Kaart: Drents Archief).

Een buurschap of boerschap verwijst naar een samenwerking van de bewoners en ontstaan zijn op de best bewoonbare plaatsen rond de dertiende eeuw, die destijds omringd waren met bossen, heidevelden en hooilanden. De ingezetenen van de buurschap werden buren, boeren of bourmannen genoemd. Hiertoe behoorden ook keuterboeren en ambachtslieden. De acht buurschappen in het kerspel Roden werden bestuurd door de erfgenamen of eigenerfden, die afstamden van de oorspronkelijke bewoners die op de grootste boerderijen woonden. De erfgenamen en de overige ingezetenen van de buurschap vergaderden op de buursprake.

De vier buurschappen Suijdeijnde, Westeijnde, Oosteijnde en Rhoden vormden na 1742 samen het dorp Roden binnen het kerspel. De andere vijf buurschappen lagen om het dorp Roden heen. In de directe omgeving van de buurschappen van het dorp lagen een aantal landerijen die al dan niet omheind waren en de naam droegen van het buurschap, met uitzondering van het buurtschap Suijdeijnde. De landerijen werden ‘kampen’ genoemd en droegen dus de naam van het buurschap dat nabij lag, een eigenaar of een gebeurtenis dat in de directe nabijheid plaatsvond. Ook de ligging zoals bijvoorbeeld in het noorden van een buurschap of het dorp kon een naam opleveren.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is 1811-kaart.jpg
Op de Franse legerkaart die in de periode 1811-1813 door de Franse landmeters was opgemeten, zijn de zes huizen te zien, die destijds de Noordeindiger Kampen vormden. Tevens is de scherpe bocht naar het zuiden, richting Roden dus, goed zichtbaar. Deze bocht werd in de twintigste eeuw ook wel de Bechtbocht genoemd, vernoemd naar de apotheker die naast de bocht woonde  (Kaart: Drents Archief).

Zo kwam in het zuiden van het buurschap Sulte, het latere de Zulte, onder de es met de naam Körtakkers een aantal percelen met woningen voor, die de naam ‘Noordeindiger Kamp of Kampen’ droegen. Deze lagen grofweg op de plaats waar zich tegenwoordig de straten Leeksterweg, Heerestraat, Meidoornlaan, Bloemstraat, Kanaalstraat en de Zulthereschweg bevinden. De zes woningen die de Noordeindiger Kampen vormden, lagen in het Noordeinde op de plaats waar in de twintigste eeuw de huidige Leeksterweg, Schoollaantje en de Zulthereschweg samenkwamen.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is 1832-kaart-kampen.jpg
De uit de drie delen bestaande Sectie I genaamd de Zulte samengestelde kaart van de Noordeindiger Kampen. De kaart schetst de situatie rond het jaar 1832 ten noorden van het dorp Roden. Ook het pleintje waarom heen de woningen staan is duidelijk zichtbaar (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Op deze plaats die ten oosten van de toenmalige Boschkampe lag, bevond zich tot ver in de negentiende eeuw eveneens een klein pleintje of vlakte, die wij gerust als een kleine brink kunnen omschrijven. Tijdens de volkstellingen uit de jaren 1830 en 1840 van de inwoners in het dorp Roden werd dit gebied samengevoegd met het Westeinde en omschreven als het ‘West- en Noordeinde’.

Eigenlijk heeft het Kadaster na het inmeten van het gebied rondom het dorp Roden de toenmalige gemeente in verschillende secties opgedeeld, die vervolgens weer uit een aantal bladen bestond. Zo bestond Sectie I genaamd de Zulte uit 3 bladen en besloeg deze sectie een groot deel van het dorp Roden. De percelen die binnen de sectie I vielen, kregen dan ook een nummer dat begon met de hoofdletter I. Voor de huisnummers maakte de sectie en het perceelnummer niets uit, doorgaans gebruikten de ambtenaren de straat- of de streeknaam van het gedeelte waar de bebouwing voorkwam.

Het eerste huis dat wij tegen kwamen als wij rond 1830 op de nieuwe weg naar Roden vanuit het westen richting het oosten via het Noordeinde waren gelopen of per wagen het pand hadden gepasseerd, behoorde volgens de gegevens het Kadaster toe aan ene Klaas Geerts. Klaas Geerts was reeds in 1821 overleden en zijn 55-jarige zoon Lambartus Klasens Mederoos, zijn negen jaar oudere vrouw Siewke Alderts en hun kinderen Klaas Lambs (30) en Jantje Lambs (26) waren nu de hoofdbewoners van het pand volgens de gegevens van de volkstelling uit 1830 die plaatsvond in het toenmalige dorp Roden. Het huis bevond zich volgens het archief in het West en Noordeinde te Roden droeg het nummer 215.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is 1832-huis_215.jpg
De twee percelen van de familie Mederoos zijn door een rode lijn omgeven en droegen in 1832 de perceelnummers I-314 en I-315 (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort)

Kadastraal gezien bevond het pand zich op het eerste blad van Sectie I van de gemeente Roden genaamd de Zulte en droeg het perceel het nummer I-314. Het perceel I-315 was eveneens in het bezit van de familie Mederoos en deed dienst als tuin. Het pand en de tuin bevonden zich op de plaats waar tegenwoordig de huizen en tuinen met de nummers 12 tot en met 16 aan de huidige Leeksterweg staan.

Het huidig uitzicht over de Leeksterweg die rond 1830 nog de weg naar Roden werd genoemd. In de verte is nog de zogenaamde Bechtbocht te zien. Deze bocht had zijn naam te danken aan de apotheker die hier in de twintigste eeuw zijn apotheek had staan.

Waarschijnlijk is dit de locatie die de korvenmaker Gerrit Joris vanaf het jaar 1770 van Coenraad Wolter Ellents pachtte en deze in 1785 diende te verlaten. Over het dispuut en de korvenmaker kunt u hier meer lezen: Gedonder in de Noordeindiger Kampen. Het perceel ten westen van het huis met het kadastraal nummer I-313 bleek volgens het archief van het Kadaster nog steeds in het bezit van de familie te zijn. De eigenaar van het weiland was destijds de weduwe van de in 1823 overleden Jan Wilmsonn Kymmell, Alida Gezina Willinge. Zoals het toen gebruikelijk was, zal het weiland in het 1832 verpacht zijn aan een arbeider of een landbouwer.

Als wij de weg richting het oosten vervolgen komen wij na zeventig meter aan onze linkerzijde een grote boerderij tegen waar het gezin van de 44-jarige landbouwer Sikke Theodoris Huberts woont. Sikke Theodoris is een zoon van Theodoris Huberts die op dat moment op nummer 196 in het Oosteinde als schoenmaker zijn kost verdient. De landbouwer woont samen met zijn acht jaar jongere en in de Zulte geboren vrouw Marchien Stoffers Rozema. Het echtpaar had op het moment van de volkstelling in het jaar 1830 vier kinderen in huis, te weten: Eltien (1822), Geertien (1824), Hinderkien (1826) en Roelfien (1828). Hun eerste kind, Theodorus, werd geboren op 31 maart 1821 en overleed 3 maanden later. Dat het gezin voor juli 1830 meegenomen werd in de volkstelling van dat jaar, is te zien in de archieven waar de op twee juli in Roden geboren dochter Lammechien niet vermeld werd.

De op het oog drie percelen van de landbouwer Sikke Theodorus Huberts zijn door een rode lijn omgeven en droegen in het archief van het Kadaster uit 1832 de perceelnummers I-801 en I-802. Echter het perceel I-801 werd omschreven als huis en erf en vormde zo 1 perceel (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort)

Naast de kinderen woonden ook de 30-jarige in Leek geboren Tjeetske Pieters en arbeidster Helena Johannes de Boer, 46 jaar oud, weduwe van de in 1826 in Leutingewolde overleden landbouwer Klaas Louwes Klaassens samen met haar in 1818 geboren zoon Jacob Klaassens bij het gezin Huberts in.

De woning kreeg bij de volkstelling in 1830 het nummer 224 en bevond zich in het Noordeinde op het kadastraal perceel I-801, huis en erf. Het naast liggend perceel bouwland I-802 was ook in het bezit van de landbouwer. Op de huidige plaats waar zich de woning en het naastliggend perceel bouwland bevonden rond 1832, staan nu de vier huizen langs de Leeksterweg genummerd 1 tot en met 7. Aan de oostelijke grens van het toenmalige perceel staan nu drie huizen langs de Zulthereschweg met de nummers 2, 4 en 6.

De situatie zoals deze tegenwoordig voorbij de Bechtbocht in de Leeksterweg is. Vanaf deze locatie is de plaats waar in de negentiende eeuw de boerderij en het bouwland van Sikke Theodorus Huberts zich heeft bevonden, te zien. Het spreekt voor zich dat er niets meer zichtbaar is, dat wijst op de aanwezigheid van de landbouwer Huberts.

Tegenover het huis waar het gezin van de landbouwer Sikke Theodoris Huberts woont, aan de overzijde van het zandweggetje dat richting de Körtakkers voert dus, bevindt zich de woning van de familie Beuving met het huisnummer 225. De op woensdag 21 oktober 1789 te Roden geboren landbouwer Jan Lamberts Beuving woont hier in het jaar 1830 samen met zijn vier jaar jongere en in Norg geboren vrouw Jacobje Jans Hofman en hun vier kinderen: Trientje Jans (12), Fokkien Jans (10), Marchien Jans (7) en Lambert Jans (2). De op dinsdag 11 januari 1825 geboren zoon Jan Jans komen wij niet tegen, daar de kleine jongen reeds op vierjarige leeftijd kwam te overlijden op zondag 27 december 1829. Het kwam nogal eens voor bij de volkstellingen dat reeds een jaar eerder begonnen werd met het tellen en dat een overleden inwoner nog voorkwam in de papieren en daarom mee werd geteld.

Het perceel waarop zich de woning van Jan Lamberts Beuving bevond is door een rode lijn omgeven en droeg in het archief van het Kadaster uit 1832 de perceelnummer I-796 en werd omschreven als huis en erf (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

De in de archieven van het jaar 1817 nog als dienstknecht omschreven Jan Lamberts Beuving, sluit op zondag 6 september 1863 in het dorp Roden met de leeftijd van 73 jaar en 10 maand en 15 dagen voor altijd zijn ogen en wordt een dag later als zijnde overleden bijgeschreven in het register van de burgerlijke stand met het aktenummer 25. De in het dorp Norg geboren echtgenote van Jan Lamberts, Jacobje Jans Hofman overlijd bijna vier jaren later op 77-jarige leeftijd op zaterdag 8 juli 1871 te Roden.

De als landbouwer door het Kadaster omschreven Jan Lamberts Beuving bezat toch nog een aantal forse percelen nabij zijn huis: I-797 tuin, I-799 weiland en I-800 bouwland. De beste man werd echter bij de volkstelling van 1830 door de gemeentelijke ambtenaren gezien als arbeider. (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Logementhouder Thijle Geerts Krijthe en zijn vrouw Berendje Voget bezaten in grote delen rondom het dorp Roden stukken grond en huizen, die zij verpachten en hierdoor naast de kroeg ook nog andere inkomsten kregen. Rond 1832 komen wij dan ook nog met enige regelmatig onroerende goederen tegen in de archieven die in het bezit waren van de weduwe van Thijle Geerts Krijthe, Berendje Voget.

De huidige plaats waar de Zulthereschweg en het Schoollaantje samenkomen. In het verleden bevond zich hier een zandpaadje dat richting het oosten ging.

Een van deze panden die in het bezit waren van de familie Krijthe, lag op zo’n twintig meter afstand van het huis van Jan Lamberts Beuving richting het zuiden in het Noordeinde. De percelen I-446 (tuin) en I-447 (huis en erf) waren verpacht aan de op zondag 20 oktober 1799 te Roden geboren Jan Geerts Boer. Boer stond te boek als een ‘schatter van slagtvee’, iemand die de waarde van het slachtvee taxeerde, en hij woonde hier met zijn vrouw Bougien Harms Kramer en zeven kinderen. Daarnaast komen wij in de papieren van 1830 ook nog de dan 59-jarige Katrina Hessels tegen, die dan daar inwonend is. Tien jaar later woont ze bij Ananias Brink in het huis aan het Zuideinde 144. Het betreft hier echter Catharina Hessels die op donderdag 1 februari 1770 te Roden als dochter van Carel Walraven Hessels en Egberdina Sleurmans geboren werd.

Als wij in het jaar 1832 de zandweg richting het zuiden oversteken, komen wij bij het huis uit waar de schatter van slachtvee Jan Geerts Boer met zijn gezin woonde. Het huis, erf en tuin waren in bezit van de weduwe van logementhouder Thijle Geerts Krijthe, Berendje Voget. (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Jan Geerts Boer was op woensdag 5 mei 1824 met de 23-jarige Bougien Harms Kramer te Roden getrouwd en ze kregen samen dus zeven kinderen: Grietien Jans Boer (1824), Geert Jans Boer (1826), Harm Jans Boer (1828), Aaltien Jans Boer (1830), Harmina Jans Boer (1833), Jan Jans Boer (1835) en Hindrik Jans Boer (1838). Lang kon Jan Geerts niet genieten van het laatste kind, bijna een jaar later op de woensdag 6 maart 1839 verwisselde hij in het bed het tijdelijke met het eeuwige leven. Bougien overleed bijna 41 jaren later op maandag 1 maart 1880 op 79-jarige leeftijd in Foxwolde.

De twee percelen, I-446 (tuin) en I-447 (huis en erf), die Jan Geerts Boer van Thijle Geerts Krijthe had gepacht (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

De Hervormde Gemeente in het dorp Roden deed in het verleden veel om de ellende van de hulpbehoevende gemeenteleden te verzachten en had tot ongeveer eind 1859 behoorlijk wat onroerende goederen in haar bezit. Daarnaast waren er mensen binnen de Hervormde Gemeente die zich voor de minder bedeelden in wisten te zetten en zodoende leden van de kerkenraad waren; diaconen. Doorgaans wisten de diaconen een beroep te doen op de liefdadigheid van de wat beter gesitueerden, om zodoende ruimschoots de armen te kunnen helpen. In de Nederlandsche Encyclopedie van Winkler Prins uit 1870 werden deze mensen zo omschreven: “Een menschlievend diacon, die het vertrouwen der gemeente bezit, kan veel smart verzachten”.

Een advertentie van de Diaconen der Hervormde Gemeente Roden in de Provinciale Drentsche en Asser courant van 8 november 1859 waarin zij aangeven hun bezittingen in en rondom het dorp Roden te willen verkopen (Bron: Provinciale Drentsche en Asser courant, nummer 134, 8 november 1859, vierde blad, gedrukt bij Gratama te Assen).

Wanneer wij door het Noordeinde van 1832 ruim 40 meter richting het westen gaan, lopen wij voorbij het huis met het nummer 227. Het huis met de tuin dat hier destijds stond behoorde ook tot het bezit van de Hervormde Gemeente en werd rond 1830 verpacht aan de op de dinsdag 3 oktober 1787 te Lieveren geboren en een week later gedoopt in de Nederlands hervormde kerk van Roden arbeider Klaas Jans Ananias. Ananias was op woensdag 28 mei 1817 in het huwelijk getreden met dan 19-jarige Aaltien (Aaltje) Tjipkes Scheepstra uit Roden.

Het bezit van de Diaconie van de Hervormde Gemeente in Roden dat rond 1830 verpacht werd aan Klaas Jans Ananias en zijn vrouw. (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Klaas Jans en Aaltje Tjipkes pachten het huis (I-443) en tuin (I-444) van de Diaconie Roden en woonden hier rond 1830 met hun kinderen Annechien (1820), Ananias (1822), Jantien (1825), en Tjipke (1828). Hun eerste zoon, ook Ananias geheten, was in het jaar 1818 geboren maar kwam al in het begin van 1822, 3 jaar en 8 en 11 dagen maanden oud, in Roden te overlijden. Klaas Jans Ananias overleed op donderdag 10 september 1863 te Roden en Aaltje volgde haar echtgenoot op zaterdag 22 maart 1873 eveneens in Roden.

Op de kadastrale kaart van 1832 zijn de twee percelen tuin (I-316) en huis & erf (I-318) door een rode lijn omgeven. Het huis dat op papier dan nog eigendom is van de vader van de arbeider Harm Geerts Noord, Geert Klaassens van der Oor. Van der Oor die dan nog in het Oosteinde woont, zal later samen met zijn vrouw bij het gezin van zijn zoon intrekken. Tegenwoordig heeft de huidige locatie het nummer Heerestraat 228 (Kaart 1832: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort).

Het laatste huis dat wij tegenkomen in de Noordeindiger Kampen ligt een kleine tien meter ten westen van het huis van Klaas Jans Ananias. Het huis met het nummer 214 was eigendom van de Roner landbouwer Geert Klaassens van der Oor en zijn uit Hoogkerk afkomstige vrouw Freerkien Harms. Geert Klaassens woont in het jaar 1830 nog in het Oosteinde op nummer 186 en zijn zoon Harm Geerts Noord woont samen met zijn eveneens in Roden geboren vrouw Annechien Scheepstra Tjipkes en hun drie kinderen Freekien Harms van 5 jaar, Sabe Harms van 3 jaar en de vier maanden oude Geert Harms, in het huis van zijn ouders in het Noordeinde.

Een luchtfoto van het gebied waar de Noordeindiger Kampen eens hebben gelegen. In de tegenwoordige tijd is er niets van het gebied over en is hier zoveel gegraven en veranderd, dat de mogelijkheid bestaat om hier nog heel oude sporen uit het verleden te vinden heel erg klein is (bron: topotijdreis.nl)

Het huis en de tuin van de landbouwer Geert Klaassens van der Oor bevonden zich op de kadastrale percelen met de nummers I-316 (tuin) en I-318 (huis & erf). Van der Oor overleed op 84-jarige leeftijd te Roden op zondag 31 januari 1864, bijna 18 jaren later dan Freerkien Harms, die reeds op de woensdag 3 juni van het jaar 1846 haar ogen op 74-jarige leeftijd voor het laatst sloot.